63
Inleiding
Gedurende de gehele Tachtigjarige Oorlog hebben staatslieden, diplomaten, amb
tenaren en kooplieden in zowel de Republiek als Spanje en de Zuidelijke
Nederlanden zich het hoofd gebroken over de vraag hoe de vijand op de knieën te
dwingen. In talloze memoranda die door meestal anonieme schrijvers aan hun
regeringen werden voorgelegd, ontvouwde men daartoe de meest uiteenlopende
plannen. Het middel van de economische oorlogvoering, in het bijzonder de kaap
vaart, stond daarbij doorgaans voorop.
Dergelijke plannenmakerij, waarvan de resultaten de afgelopen decennia in
Nederlandse, Spaanse, Belgische, Oost-Europese en andere archieven zijn opgedo
ken, beleefde een waar hoogtepunt onder de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers
in de jaren na de hervatting van de oorlog in 1621.' AI dan niet met behulp van
ondersteunende diplomatieke en militaire acties moest het toch mogelijk zijn, zo
dachten de koningsgetrouwe memorandumschrijvers, handel, visserij en scheep
vaart van de opstandige gewesten te ontregelen of liefst geheel te vernietigen. Het
natuurlijk gevolg van een dergelijk grootschalig kaperoffensief zou immers zijn,
dat de kwetsbare maritieme welvaart van de Nederlanden spoedig teloor zou gaan,
waardoor voor de Spaanse kroon de weg open zou liggen voor een snelle en doel
treffende verovering van de Noordelijke Nederlanden.
Hoewel deze wijze van denken in de Republiek minder opgang maakte, werden
ook daar plannen gesmeed om de vijand in het economisch hart te raken en hem
daarmee van zijn financiële en politieke macht te beroven. Twee jaar na de afloop
van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) opende de in 1621 opgerichte West-
Indische Compagnie (WIC) - die in Zeeland op grote aanhang kon rekenen - door
middel van het zogeheten 'groot desseyn' de aanval op het Iberisch-Atlantische rijk
in Amerika en West-Afrika. Verovering van de Spaanse zilvervloot was daarbij het
hoogste doel.2
Dit artikel is gewijd aan een tot nu toe onbekend gebleven memorandum - hier
na als bijlage opgenomen dat werd aangetroffen in het archief van de Staten van
Holland in het Nationaal Archief.3 Het bevat een opmerkelijk ambitieus Zeeuws
plan tot aantasting van de Spaanse hegemonie in het Caraïbisch gebied, waardoor
de wereldmacht Spanje niet langer in staat zou zijn zijn politieke en vooral mili
taire dominantie aan Europa op te leggen. Het stuk komt uit de koker van Jan de
Moor (circa 1577-1644), een invloedrijke Vlissingse burgemeester en telg uit het
Zeeuwse admiralengeslacht De Moor, die het bracht tot bewindhebber van de
Kamer Zeeland van de WIC. Vergelijking met zijn handschrift leert dat het stuk
door De Moor zelf is geschreven.4 Het memorandum dat in de euforische nada
gen van Piet Heins verovering van de zilvervloot in 1628 aan stadhouder Frederik
Hendrik werd gepresenteerd, is niet alleen bijzonder omdat dergelijke plannen
doorgaans verloren zijn gegaan of wegens hun geheime karakter bewust werden
vernietigd, maar vooral omdat het inzicht geeft in de ideeën die in bepaalde
Zeeuwse kooplieden- en regentenkringen leefden ten aanzien van de overzeese
handelspolitiek.
Wie was deze Jan de Moor en in welke relatie stond hij tot de handel en scheep-