TOT UYTERSTE RUINE 79 begonnen zij nu kolonisten uit te zenden.56 Wanneer de handelscompagnie De Moor-Leunissen, welke omstreeks 1609 uitbreiding vond in de persoon van Arend Jacobsz. van Lodensteijn, precies geboeid raakte door de dynamiek van Guyana en de kust van Zuid-Amerika is onbekend. In 1619 verklaarde Ingel Leunissen dat hij en Van Lodensteijn - Gecommitteerde Raad ter admiraliteit van Zeeland namens Delft - reeds tien of elf jaar schepen uitzonden naar West-Indië om te handelen met de indianen, maar waarschijnlijk gingen hun activiteiten verder terug dan 1608.57 In 1606 zeilde de eerder genoemde Vlissingse schipper Jacob Martssen, die met De Moor in de kaapvaart reedde, met zijn schip de Aeolus en een jacht naar Guinea of Guyana, Brazilië en Rio de la Plata, zoals hij dat vier jaar eerder moge lijk ook al gedaan had.58 Spaanse bronnen maken er voorts melding van dat de kapitein van het karveel dat in 1614 de loop van de Amazone verkende, Pieter Lodewijcx, reeds vanaf 1599 voor zijn reders diverse kleinere rivieren aan de Wilde Kust had bevaren.59 Kolonisatie van de Wilde Kust Hoe dit ook zij, de handelscontacten, die het handelshuis De Moor-Leunissen- Van Lodensteijn60 waartoe ook Pieter Boudaen Courten behoort schijnt te heb ben61 - sinds het begin van de van de zeventiende eeuw met de indianen van Guyana hadden aangeknoopt, resulteerden zoals gezegd in 1614 in een meer per manente belangstelling voor de regio die door zowel Spaanse als Nederlandse avontuurlijke berichten wordt bevestigd. Zo mogelijk aangelokt door een plakkaat van de Staten-Generaal waarin het ontdekken van nieuwe streken werd bevorderd en gestimuleerd, zond De Moor de ervaren kapitein Pieter Lodewijcx en diens zoon Jan Pietersz. naar de Amazonedelta om de Amsterdammers die actief waren in het meer oostelijk gelegen deel van Guyana, rondom de Orinoco en de Corentijn, de pas af te snijden. In het voorjaar van 1615 brachten de kapiteins ver slag uit van hun succesvolle exploratietocht, die aan de basis stond van twee eeu wen Zeeuwse kolonisatie van de Wilde Kust. Aan de oevers van de rivier de Wiapoco hadden zij twee huizen gebouwd en in tabak gehandeld. Van daaruit was Lodewijcxsz. naar de Amazone gevaren, die hij ongeveer honderd mijlen was opge zeild. Rijkelijk beladen met rood verfhout en tabak teruggekeerd uit de Amazone waar met de indianen uitstekend ruilhandel kon worden gedreven, lagen grootse plannen in het verschiet. Zo wilden de Vlissingers vanuit Zeeland met meerdere schepen en ruimere middelen naar de Wiapoco terugkeren om de jonge kolonie te bevoorraden en de loop van de Amazone verder te verkennen. Het meest bedrei gend voor de Spanjaarden was nog wel dat avontuurlijke Vlissingers bevangen waren door de goudkoorts. Geïnspireerd door de mythische verhalen van Engelsen en indianen over de legendarische rijkdommen van Zuid-Amerika poogde Jan de Moor zijn kapiteins de oorsprong van de rivieren te laten ontdekken. Naar zijn idee reikte de Amazone tot in de bergen van Peru, terwijl de Wiapoco via talrijke watervallen en een groot meer leidde naar Manoa, de hoofdstad van El Dorado, waar het goud in grotere hoeveelheden te vinden was dan elders ter wereld. 62 Waarschijnlijk nog in 1615 zond De Moor opnieuw schepen uit naar de Amazonedelta, waar de kleine kolonie fors werd uitgebreid. Aan de rivier de Xingu werden toen twee forten genaamd Nassau en Oranje gesticht als buitenposten van de zich ontwikkelende Vlissingse nederzetting aan de Wiapoco.63

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2004 | | pagina 81