Een tweede zilvervloot en verovering van Spaans West-Indië?
TOT UYTERSTE RUINE
85
meer westelijk kwam te liggen. In 1627 ontstonden bij de Kamer Zeeland de zoge
noemde West-Indische patroonschappen. Daarbij droeg de WIC de kolonisatie
van bepaalde streken geheel of gedeeltelijk over aan voor eigen rekening werkende
particulieren die de rechten van een leenman bezaten.86
Tobago of Nieuw-Walcheren
Als vanzelfsprekend was De Moor een van de wegbereiders binnen deze ontwik
keling. Nadat zijn stadsgenoot en mede-bewindhebber Abraham van Pere sr. in dat
jaar was benoemd tot patroon van Berbice - aan welke rivier zich zestig kolonisten
vestigden - richtte De Moor als eerste Nederlander zijn aandacht op de
Caraïbische eilanden. In juni 1627 vroeg zijn getrouwe compagnon Jacob
Martssen namens hem toestemming aan de WIC om een kolonie te mogen stich
ten op Tobago waar zestig tot tachtig kolonisten suiker, katoen en tabak zouden
gaan verbouwen. Dat het de Vlissingse burgemeester als patroon van Tobago daar
bij om meer ging dan het eiland alleen, blijkt uit het feit dat zijn ideeën voor zijn
grootse aanvalsplan omstreeks die tijd begonnen post te vatten. Om de Heren
Negentien te overtuigen van zijn goede bedoelingen en hen te laten instemmen
met zijn Caraïbische avontuur bood De Moor de WIC aan, zijn kolonisten te
mogen inzetten bij eventuele krijgsverrichten en strooptochten waarbij Trinidad,
de Orinoco, Cumanagoto, Isla Margarita en Cumana - nagenoeg precies dezelfde
plaatsen als in zijn plan 'alwaer op de saysoenen van 't jaer goede avansen ende
prinsen zyn te doen' als doelwit werden aangeduid.87 Of de militante ideeën van
Jan de Moor daartoe bijdroegen is de vraag, maar de bewindhebbers gingen
akkoord met de kolonisatieplannen. Eind januari 1628 vertrokken de WIC-sche-
pen Ond-Vlissingen en de Sonnebegin maart gevolgd door de Fortuyn met 63
kolonisten, naar Tobago dat werd opgedoopt tot Nieuw-WalcherenF
Het is niet te gewaagd te veronderstellen dat De Moor in 1628 na de kolonisa
tie van Tobago, waardoor opnieuw een strategisch steunpunt in de Caraïben ver
worven werd, aansluitend gevolgd door de spectaculaire verovering van de Spaanse
zilvervloot en de beide Hondurasvaarders zijn eerste gedachten over een allesom
vattende aanval op de Spanjaarden op papier heeft gezet. Ook het besef dat de
Zeeuwse kolonies aan de Wilde Kust nooit tot bloei zouden komen zonder dat het
uitgestrekte Guyana van Spaanse en Portugese invloeden was gevrijwaard, moet
hieraan hebben bijdragen. Pas na de verovering van een deel van Portugees Brazilië
in 1630 achtte De Moor de tijd rijp zijn geleden verliezen goed te maken door zijn
plan bij de Heren Negentien ter tafel te brengen.
Hoe bijzonder of beter gezegd hoe realistisch was het aanvalsplan-De Moor en wat
kwam ervan terecht? Reeds zonder dat bekend is of het Zeeuws West-Indisch des-
sein van 1630 geheel of gedeeltelijk werd uitgevoerd, is het duidelijk dat zijn plan
nen onwaarachtig of zelfs fantastisch waren. Getuigend van durf, stoutmoedig
heid, moed en overmoed vertolkte het aanvalsplan de beloften die een pamflettist
de jonge WIC in 1622 in het voorzicht had gesteld in optima forma: 'Westindien
kan sijn Nederlands groot gewin; Verkleint 'svijands macht, brengt silver-platen