86
TOT UYTERSTE RUINE
in'.89 Bij welslagen zou de Nederlandse hegemonie in West-Indië verzekerd zijn.
Dankzij de constante zilverstroom uit Midden-Amerika zou de Republiek in staat
zijn de oorlog in Europa in haar voordeel te beslechten. De WIC en de Staten-
Generaal zouden uitgroeien tot een gevestigde macht in de Caraïben, waardoor de
handel indigo, parels, huiden en exotische houtsoorten zou floreren. Dankzij aan
houdend militair geweld zou de compagnie greep kunnen krijgen op het
Braziliaanse achterland en daarmee op de Europese suikerhandel. Verovering van
de rijke zoutpannen van Punta de Araya, voorafgegaan door de inname van de
kaperhavens Duinkerken en Oostende, zou de Republiek daarnaast een dominan
te positie in de zoutvaart bezorgen, wat de Nederlandse haringvisserij ten goede
zou komen. Het ongestoorde bezit van een waterweg door Midden-Amerika ten
slotte zou de VOC en WIC een belangrijke scheepvaartader verschaffen, waardoor
een wereldwijd Nederlands handelsimperium binnen bereik zou liggen.
De voorstellen die door Jan de Moor werden gedaan om deze glanzende poli-
tiek-economische positie te bereiken, waren even vernieuwend als gewaagd en
ambitieus. Nooit eerder was serieus overwogen de Spaanse erfvijand op een derge
lijk grootschalige manier aan te vallen in het hart van zijn overzeese imperium. Van
een frontale aanval op de handel in indigo, de Hondurasvaarders of zelfs de zil
vermijnen en de machtige Tierra Firme-vloot was tot dan toe nimmer sprake. De
offensieve acties van de WIC en de Staten-Generaal waren beperkt gebleven tot
relatief kleine vlootoperaties die vooral buiten de Spaanse Caraïben hadden plaats
gevonden en waren er niet op gericht geweest daar vaste steunpunten te
bemachtigen of bestonden slechts uit plannen die eerder bedoeld waren om de vij
and op het verkeerde been te zetten dan om werkelijk te worden aangevat.
Uiteraard beleefde dergelijke plannenmakerij een waar hoogtepunt in de eerste
jaren na 1621. Hoopvol speculerend over wat er met startkapitaal van de jonge
WIC in de West allemaal te bereiken viel, circuleerden er aan de vooravond van
het 'groot desseyn' in de Republiek talloze wilde plannen voor militante
Caraïbische acties. Sommigen stelden daarbij voor om Havana of een andere
plaats op Cuba te bezetten om vandaaruit een aanslag op de zilvervloten te bera
men. Anderen adviseerden om St. Domingo, Jamaica, Puerto Rico of zelfs een
haven in Spanje in te nemen. Het meest vergaande idee dat nog het meest de
sfeer ademende van het aanvalsplan De Moor voorzag er zelfs in de landengte
tussen Panama en Nombre de Dios te bezetten, waardoor het Spaans-Amerikaanse
wereldrijk in tweeën werd gesneden en de zilvertransporten uit Mexico en Peru
gemakkelijker konden worden onderschept. 90
Geen van deze voorstellen viel bij de Heren Negentien echter in de smaak. Een
realistische inschatting van de eigen krachtspositie, die mede was ingegeven door
dat het startkapitaal van de WIC betrekkelijk moeizaam bijeen was gebracht, was
hieraan ongetwijfeld debet, maar belangrijker is het dat de voorgestelde
Caraïbische avonturen sterk afweken van de lijn die al omstreeks 1600 was inge
zet. Nederlandse aanslagen in de West waren altijd gericht geweest tegen de
Portugese delen van het Iberisch-Atlantische rijk in Zuid-Amerika en West-Afrika
in plaats van tegen de Spaanse bezittingen in West-Indië. Aanvallen die het wel op
Spaans-Amerika hadden voorzien, vonden bovendien niet plaats in het Caraïbisch
gebied, maar aan de Stille Oceaankust en waren ook nog eens weinig succesvol. De
acties van Joris van Spilbergen van 1614-1615 en de Nassause vloot van 1623-