107 Woord vooraf In het Zeeuws Archief bevindt zich, in het Familiearchief De Jonge, een dagboek dat beschreven wordt als Journaal gehouden tijdens de veldtocht naar Rusland door B. de Jonge, waaraan deze als garde dhonneur in de Junctie van officier van gezond heid deelnam, en van zijn terugreismet de datering 1813 mei-1814 juni.' Als onderdeel van een studie naar dagboeken, journalen en brieven van Zeeuwse gardes dhonneur kwam vanzelfsprekend ook dit verslag van De Jonge tevoorschijn dat hierbij met commentaar en toelichting wordt gepubliceerd. In de archiefbe schrijving van het dagboek van Bonifacius de Jonge staat weliswaar dat hij als garde dhonneur naar het leger is gezonden, maar dat is onjuist. Daarover in de inleiding meer. Ook de mededeling dat De Jonge de veldtocht naar Rusland heeft meege maakt is niet overeenkomstig de feiten: De Jonge is naar het westelijk deel van het huidige Polen, Silezië, gegaan. De datering geeft de onjuistheid ook al aan: Napoleons tocht naar Rusland was in 1812. De Jonge ging als medicus, gedwongen, naar het leger. Er zijn ook andere medici zo gegaan, vrijwillig en gedwongen. Van heel wat soldaten zijn brieven overgele verd, van verschillende gardes dhonneur zijn dagboeken bekend. Van geen enkele medisch officier in Nederland is mij een journaal onder ogen gekomen. Van enke le medici hebben we wel andere zaken, zelfs memorabilia voorwerpen en aante keningen van betekenis: zo ging dokter Hendrik Verhoef als vrijwilliger mee naar Rusland, dat hij overigens niet overleefde.2 Van een medicus uit de omgeving van het Oost-Vlaamse Deinze is een journaal overgeleverd, in het Frans.3 Deze relatief bijzonder positie wettigt de publicatie van het dagboek van Boni facius de Jonge die als net afgestudeerd medicus, kort daarvoor in Middelburg gevestigd, gedwongen werd naar het oosten te trekken om na de desastreuze terug tocht van de Grande Armée uit Rusland als officier de santé het nieuw gevormde leger van de Keizer te dienen. Zoals gezegd wordt hier de tekst van het dagboek van dokter De Jonge toeganke lijk gemaakt. In feite komt dat neer op een tekstuitgave, voorafgegaan door een inleiding en enig commentaar ter toelichting. In het hierna volgende is daarvan afgeweken. We hebben namelijk behalve het dagboek nog enkele andere archiva lia: er bestaan documenten met betrekking tot het feitelijke verblijf van De Jonge. Eveneens zijn er enkele nota's van de vader van onze medicus, die een verrassend licht werpen op de achtergrond van zijn uitzending. Ook is er nog een interessan te brief van een reisgenoot van De Jonge, die hem gezonden is na terugkomst. Deze brief is pas goed te begrijpen na lezing van het dagboek. Daarom komt deze briefin de vorm van een epiloog na de tekst van het journaal aan de orde. In afwij king van wat gebruikelijk is bij het uitgeven van historische bronnen wordt ter afsluiting informatie gegeven over het leven van Bonifacius de Jonge na terugkeer van zijn uitzending naar Silezië. De informatie is immers interessanter na lezing van de voorafgaande geschiedenis en met name het Silezisch journaal. Uiteraard zijn alle relevante archivalia betrokken bij deze uitgave, waardoor de familiale en Zeeuwse situatie een interessante, historische context biedt.'1 Met name met betrekking tot de samenwerking van de Zeeuwse sociaal-economische

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 109