DAGBOEK 115 werd uit al zijn ambten ontslagen, waarna hij weer de advocatuur uitoefende. Andere ambten waren immers toen voor hem ontoegankelijk. In 1811 werd hij benoemd tot lid van de raad van het departement van de Monden van de Schelde en rechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Zierikzee. Kennelijk heeft hij deze benoemingen niet kunnen of willen weigeren. In december 1813 zijn zoon zit dan nog steeds in het verre Silezië, Napoleons campagne d' Allemagne is passé en de geallieerden maken zich op de Rijn over te trekken wordt Willem de Jonge opgedragen naar Rijssel te gaan als gijzelaar, maar de Zierikzeese bevolking weet dat te beletten en hij duikt onder tot de Engelsen Zierikzee van de Fransen bevrijden. De Jonge senior wordt dan voorlo pig burgemeester en vervolgens onder Willem I zelfs districtscommissaris. In 1814 was hij lid van de vergadering van Notabelen (Amsterdam, 29-31 maart) tot vast stelling van de eerste grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden. In die posi tie was hij aanwezig bij de inhuldiging van Willem I. Vijf jaar voor zijn dood had hij de heerlijkheid Campens-Nieuwland, met o.a. Wissekerke en Geersdijk op Noord-Beveland door aankoop weer in de familie gebracht. Als jonge man was hij reeds beleend met de tienden van Dreischor. Behalve een herenhuis aan de Meelstraat in Zierikzee was hij eigenaar van de bui tenplaats Welgelegen onder Noordgouwe. Voor zijn huwelijk met de rijke Cornelia Mogge Pous was de weg gebaand doordat zijn broer met haar zuster was getrouwd. Enkele van zijn zonen krijgen belangrijke posities. Zo vestigde de oudste, Marinus Willem (1786-1863), zich als advocaat in Den Haag. Hij nam zitting in de Tweede Kamer, was daarna raadsheer en vice-president van het Gerechtshof en ten slotte van 1844-1848 minister van Justitie. Hij woonde op het buiten Rozenlust Alb. 4. Geborduurd heraldisch familiewapen van het echtpaar De Jonge-Lantsheer. Zeeuws Archief, Familiearchief De Jonge, inv.nr. 88.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 117