122 DAGBOEK Het verslag van vader "Willem Adriaan biedt een gedetailleerd beeld van de omgang tussen prefect en de vooraanstaande leden van de conseilgénéral. De Jonge geeft zelfs woordelijk een gesprek weer. Toch is het de vraag of de prefect uiteindelijk om zo te zeggen woord heeft gehou den met betrekking tot de twee broers van de jonge dokter en zijn dreigement deze broers als garde d'honneur in te lijven. Bij de bekende door Nagtglas genoemde Zeeuwse gardes d'honneur komen ze niet voor, al zegt dat niet alles.26 Wat heeft vader Willem de Jonge nog meer te zeggen over de gebeurtenissen voor afgaand aan de uitzending van zijn zoon Bonifacius de dokter? In de eerste plaats valt op dat hij zich ook hier weer vergist met de datering. Dateerde hij eerder de door de prefect aan de leden van de algemene raad opgedrongen petitie op febru ari 1812in het vervolg zegt Willem de Jonge dat hij een brief met de datum 20 mei 1812 van zijn zoon Bonifacius uit Middelburg krijgt met de mededeling dat de Keizer had gevraagd een dokter uit elk departement om zich naar de Grote Armee te begeven en dat hij zeer waarschijnlijk aangewezen zal worden (omdat hij de enige ongehuwde medicus was en iemand die fysiek tegen de vermoeidheid van de oorlog was opgewasssen), indien men geen vrijwilliger zou vinden, dat men veronderstelde clat de heer Levinson, arts te Zierizee, dat kon zijn, die een vrouw met vijf kinderen had en geen enkel bezit, en een kleine praktijk had die hij misschien kon uitbesteden. Met het doel de Zierikzees arts Levinson aan te werven als medicus om naar het leger te gaan had de secretaris van het departement inmiddels een brief geschreven aan de onderprefect van Zierikzee. De inhoud van de mededeling zal juist zijn, maar de datering is dat beslist niet: het zal 20 april 1813 zijn geweest, zoals blijkt uit het vervolg. Aanvankelijk lijkt deze Levinson niet bereid vrijwillig te vertrek ken, maar na een gesprek met vader Willem gaat hij akkoord, als hij geld krijgt voor zijn reis en uitrusting. Dat wordt hem toegezegd, waarna Levinson zijn ere woord geeft. Willem de Jonge noteert dat hij op 22 mei weer een brief van zijn zoon uit Middelburg krijgt nu over de titel die de uitgezonden legerarts zal krijgen: geneesheer-directeur', verbonden aan het leger in de rang van chef de battaillon. Kennelijk heeft zoon Bonifacius voortdurend contact gehad met de préfectureof is hij door anderen op de hoogte gesteld, mogelijk door leden van de departements raad of van het secretariaat van de prefectuur. Dat laat zich ook wel indenken: hij is immers gedesigneerd en verplicht te gaan, tenzij iemand anders vrijwillig gaat. Op 25 mei ontvangt zijn vader volgens de hier weergegeven nota weer een brief van Bonifacius, waarop Willem de Jonge onmiddellijk naar Middelburg vertrekt. Daar arriveert hij s nachts, waarna hij uren met zijn zoon spreekt. Hij is er onder tussen achter gekomen dat de prefect zeer ontstemd is jegens hem en dat deze (ook een van) zijn zoons zal aanwijzen als garde d'honneurindien zoon Bonifacius niet naar het leger gaat als medicus. Volgens De Jonge sr. heeft hij de andere dag, dat is volgens hem maandag 26 mei om negen uur een afspraak met de prefect. Maar... 26 mei viel noch in 1812 noch in 1813 op een maandag en de oude De Jonge moet zich hier en in het voorafgaande grondig vergist hebben. De door hem geschetste situatie heeft zich afgespeeld in april 1813: op 4 mei 1813 vertrekt Bonifacius immers naar Mainz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 124