124
DAGBOEK
duurde, waarin ik hem aanbood tot 5200 gulden te betalen, eerst f. 1200, drie maanden later
2000 gulden en na zes maanden 2000 gulden, vooropgesteld dat hij bewees dat hij in actieve
dienst was of oorlogsgevangene. Maar daar hij eerst de 6000 gulden wilde ontvangen en pas
over 8 dagen wilde vertrekken, hebben we geen akkoord kunnen sluiten, en zijn we wegge
gaan.
Omdat alle hoop om mijn zoon te vervangen, was vervlogen, en de door de prefect vastge
stelde tijd voorbij was, begaf ik mij met mijn zoon naar hem, om aan te kondigen dat onze
stappen vruchteloos waren geweest, en om hem te verklaren dat besloten was de benoeming
als medicus voor de Grande Armée te aanvaarden.
De Prefect die zich zeer vriendschappelijk toonde, gaf ons een brief voor de Commissaris van
Oorlog te Vlissingen bij wie wij ons op 2 mei moesten melden om reispassen te krijgen die
ons op de derde mei werden gegeven, waarna wij naar Zierikzee vertrokken, waar mijn zoon
tot de volgende morgen, de 4e mei bleef, afscheid nam van zijn moeder en zijn familie, om
zich vervolgens naar Antwerpen te begeven waarbij ik hem begeleidde, en vanwaar hij de zesde
vertrok naar Mainz, om daar zijn verdere bestemming te vernemen.
Deze reconstructie wordt bevestigd door kleine, maar niet onbelangrijke aanwij
zingen in andere archivalia. In het archief van de sons-préfet van Zierikzee zit een
afschrift van de beslissing van de prefect in Middelburg dat Bonifacius de Jonge
uit Middelburg naar Mainz moet en zich daar moet melden bij de commissaire
ordonnateur de la 26e Division Militaire ten einde daar zijn uiteindelijke bestem
ming te vernemen. Deze beslissing is op 1 mei 1813 door baron Pycke te
Middelburg getekend. Aardig in dit afschrift is de vermelding van een tweetal
besluiten van de minister van de Oorlogsadministratie met een tweetal data waar
aan gerefereerd wordt: 16 april 1813 en een spoedbericht van de 18e daaraanvol
gende. Gelet op deze data kan het heel wel zijn dat de eerste order om een genees
heer en enkele wondhelers te leveren niet eerder dan 16 april 1813 uit Parijs is ver
stuurd. De hele aanwijzing van De Jonge zou zich dan binnen veertien dagen heb
ben voltrokken. Er is nog een andere aanwijzing voor de juistheid van deze chro
nologie. Zo schrijft de prefect op 6 mei 1813 aan dokter Levinson een officiële
brief dat 'Monsieur de Jonge de Middelbourg' als medicus op de derde van deze
maand naar het leger is vertrokken en dat Levinson dientengevolge het besluit van
de prefect van 26 april waarin hij als zodanig gedesigneerd is als niet te zijn geno
men mag beschouwen.
De vraag bij dit alles is wel hoe een bescheiden joodse dokter hier bij betrokken is
geraakt. Hij was bovendien gehuwd en hoofd van een gezin. Waarom heeft men
geprobeerd hem naar Silezië te sturen?
Vader de Jonge heeft zich vervolgens niet voetstoots neergelegd bij de designatie.
Hij heeft alles in het werk gesteld zijn zoon te vrijwaren. Zo heeft hij een brief
gezonden aan de rector van de Leidse universiteit, ondertussen gepromoveerd tot
Université Impériale-, onder gelijktijdige degradering of zelfs sluiting van de andere
Nederlandse universiteiten. De recteur hiervan was Brugmans, een befaamd medi
cus, die vanzelfsprekend Bonifacius de Jonge als oud-student goed gekend zal heb
ben. Professor Sebald Justininus Brugmans (1763-1819) - zijn geschilderd portret