154 DAGBOEK Ik bevond mij bij de nederdaling der bergs bij de voorhoede nooit heb ik een verwonderlijker gezigt ondervonden. De vierduizend mannen ruiterij, de pontons, de wagens vertoonden zich &C verdweenen door de bogten des wegs om zich op nieuws te doen zien. Eindelijk kwamen wij tegen den middag in de stad wier den zoo wel gelogeerd als de omstandigheden &C het locaal het toelieten. De stad is klein, niet schoon schijnt arm te zijn. Een Priester Professor der Universiteit, Henrij, vercierd met de decoratie van het Legioen van Eer was door de Pruissen Russen nu drie dagen geleden vervoert. Hij werdt beschuldigt van correspondentie met de hoofden der Fransche Armee voor hunne komst in deeze stad te hebben gehadt. Een professor in de Wijsbegeerte, een van zijn collegen met welken ik het genoegen had kennis te maken, dagt dat de beschuldiging valsch was, hoezeer hij zedert 1806 lid van het Legioen van Eer was de Franschen met zeer veel geestdrift hadt ontvangen. Dit alles hadt hem zeer verdagt gemaakt waarlijk niet zonder reedeü Op aanzoek van den Baron von Hendrikse, commandant deezer stad, liet de Professor Vogt mij de Botanische tuin zien. Men volgt er de classificatie van Jussieu.79 Hij toonde mij de Epidemium Alpinum van het geslagt des Berberisses, een plant, welke hij mij zeidde zeer zeldzaam te zijn die hij te Parijs niet gezien heeft. De bladeren gelijkende zeer naai- die van de Epine vinete zijn opposita, gesteund door een lange stang, de bloemen gedragen door eene lange steel zijn alterna. Ik zag ook eene stang van de Conium maculatum, meer dan zeven voeten hoog, dezelve hadt twaalf articulatiën, deezen verwonderlijken schoot zonder eenige bijzondere zorg verkregen.80 Ik bezogt vervolgens het kabinet van natuurlijke historie. Nooit heb ik rijker kabi net van mineralogie gezien, voor de Dierkunde was het minder aanmerkelijk. Men vondt er een gedeelte der Bibliotheek, een verzameling van phijsische en chemi sche instrumenten, alles zeer net genoegzaam voltallig. Dit kabinet bezit nog een Bibliotheek van een bijzonderen aart, bestaande in dozen, in de gedaante van boeken: de rug is gevormt door eene schors, waaraan de mosch, die daar gewoon lijk aangroeit, is vastgehegt, de zijden zijn half gevormd van het hout, dat onder de schors legt, &c half van het waare zelfde hout des booms als de schors. In het binnenste des boeks zijn bewaard de onderscheidene gedroogde gedeeltens des booms, de bladeren, bloemen, vrugten, het stuifmeel, in een woord, alles wat daar toe behoort, voorts de natuurlijke kunstmatige scheijkundige voortbrengsels. In een doosje gemaakt in de holte van den rug des boeks is een papier behelsende de korte beschrijving des booms, op de rug staat voor tijtel de naam des booms in de gewoone systematische taal van Linnaeus. Er zijn zestig mooglijk meer delen, behelsende elk eene korte beschrijving van een boom uit die landstreken. Deeze vinding komt mij zeer schoon zeer aardig voor. De ziekte van den Professor in de ondeed- natuur-kunde belettede mij die kabi netten te zien. Ik zag echter die van de vergelijkende ontleedkunde. Alles was daar met orde gerangschikt wel geconserveert. Men vondt er zeldzaamheden, ofschoon het kabinet verre was van volledig te zijn. Bij het beschouwen van het phijsisch kabinet verdient de volgende anecdote eene plaats. Een handwerksman deezer stad kwam nu een paar jaren geleden op het reeds veele malen verworpen denkbeeld, dat de mensch in staat konde gesteld wor den te vliegen. Hij nam evenwel de proef daar niet van, maar vervaardigde een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 156