UIT VADERLANDSLIEFDE 13 verrekijker. De Kanter was vanaf 1806 eerste secretaris van het Zeeuws Genootschap, en verdiende zijn boterham als lector wis-, natuur- en sterrenkunde van zowel de Illustre School te Middelburg als van de beide natuurkundige gezel schappen die de stad toen rijk was: dat van de Heren en dat van de Dames.38 Zijn relaas voor het Zeeuws Genootschap was geheel gebaseerd op Borels boek De Vero Telescopii Inventore. Net als Borel wees De Kanter de 'geboren Zeeuw' Sacharias Jansen aan als de eerste uitvinder en hij pleitte ervoor ter herdenking van Jansens daad een gedenkteken op te richten. De Kanters pleidooi paste uitstekend in de tijdgeest. Het nieuwe grote 'Koninkrijk der Nederlanden' was in 1816 nog geen jaar oud en alom werden er initiatieven genomen om via geschiedenis, kunst en cultuur het 'Vaderlandsch Gevoel' voor de nieuw ontstane eenheidsstaat rond koning Willem I te stimuleren.3'3 Echte en ver meende helden speelden in dit streven naar een nieuwe nationale identiteit een grote rol. Deze iconen werden alom 'opgepoetst'. Een gedenkteken voor een Zeeuwse uitvinder die de wereld met zijn vinding voorgoed had veranderd, paste goed in dit streven. De president van het Zeeuws Genootschap, de aristocraat N.C. Lambrechtsen van Ritthem, toonde zich hevig in de zaak geïnteresseerd. Hij besloot De Kanters voor stel nader te onderzoeken. Een aantal mededirecteuren van het Genootschap werd gevraagd advies uit te brengen. Lambrechtsen zelf nam de taak op zich, dit comi té de uitgeschreven tekst van De Kanters lezing toe te sturen, samen met zijn eigen exemplaar van Borels De Vero Telescopii Inventore. Verder liet hij weten alles te zul len doen 'hetgeen ter dezer zake dienen mogt'. Al op 7 januari 1816, amper drie dagen na De Kanters lezing, mocht tweede secretaris Lafont als eerste het pakket je in ontvangst nemen. Daarna zou Borels boekje met de andere stukken rouleren langs de directeuren H. J. van Doorn, gouverneur van de provincie Zeeland, A.C. van Citters, vice-president van het Genootschap, D.J. Schorer, burgemeester van Middelburg, en het lid A. Drijfhout, predikant en oud-secretaris van het Genootschap. Ondertussen hield Lambrechtsen zich alvast bezig met het verzin nen van mogelijke Latijnse opschriften. Ook een bewaard gebleven schets voor een monument voor de grote Zeeuwse uitvinder dateert uit deze tijd (zie afbeelding 3).10 Concreet had De Kanter in zijn lezing voorgesteld om 'door en op kosten van het genootschap in den gevel van het huis waar Zacharias Jansen woonde toen hij de Microscoop en Verrekijkers uitvond eene steen te plaatsen met dit of soortgelijk bijschrift: "In dit huis zijn in 1590 het Mikroscoop en de Verrekijkers uitgevon den door Zacharias Jansen", met bijvoeging ter gezag geving dat hetzelve aldaar geplaatst is door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen'. Een probleem was echter, aldus Lambrechtsen, dat er na lezing van Borels geschrift nog een paar 'grote vragen' overbleven, welke hij als volgt resumeerde: 1'Is Zacharias Jansen de eerste uitvinder der vergrootglazen, microscopen en ver rekijkers, of deelt zijn vader Hans ook in die eer? 2. Waar hebben zij die konst het eerst geoefend? 3. Op welke wijs zal men zijn of hunne nagedagtenis vereeren? 4. Hoedanig zal men den epoques der uitvindingen bepaalen, om vader en zoon te doen deelen in de eer der uitvinding van beiden?'

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 15