DAGBOEK
159
den middag ons naar Dresden op weg te begeven, het zoo ver te brengen als ons
voorzigtigheid vermoeienis toeliet. Wij kwamen over Limbach naar Wilsdruf91
bleven aldaar, onvoorzigtig zeker, daar dit dorp thans zonder militairen de
omstreken nu dan door vijanden verontrust werden.
Bij den Post-Meester ingequartiert zijnde vonden wij een goed soupé zeer goede
ligging. Ik sliep in een ledikant met gordijnen, dit was mij, ik weet niet in hoe
lange niet gebeurd, maar het geen mij aangenamer was, ik werd niet gedrukt door
een drie voeten hoog met pluimen opgevuld bed, het geen hier over al van
Maijntz af het eenige deksel is, het welk ik om des zelfs onverdraaglijke hitte dui
zendmaal verwenscht heb.