DAGBOEK 167 lendheid een goedgunstig lot bewaarde mijne gezondheid. Wat de soldaten betreft, het zij genoegzaam hier te hebben aangemerkt, (want het is de plaats niet om in details te komen), dat wij onder een aantal van 3 a 4000 zieke zeer weinige verloren, dewijl het ons aan niets ter hunner genezing ontbrak, het geen bij de Franschen altijd het geval is, wanneer een ander hunne uitgaven betaalt, dit hadt hier plaats. De stad moest voor dit, voor een contributie van fr. 180,000 voor de klederen het linnen voor de soldaten van het corps van Neij zorgen. Het geld laken was zeker tegen het regt der volkeren in een wapen stilstand geheven genomen. De Katsbach eene Rivier die door L. loopt was even buiten deeze stad de dermar- catielinie. Na het eindigen mijner dienst, die ik, hoewel somtijds boven mijne kragten, met genoegen waarnam, bleef den gantschen dag ter mijner beschikking. Den morgen bragt ik meestal met lezen of schrijven door een uur voor het middagmaal bezogt ik meestijds de Heeren Duval Sax, Médécin Pharmacien principal du 3. corps. Dit uur was een der genoeglijkste van den dag, wij praatten of speelden toquedelle welhaast droeg ik deeze waarlijk agtingswaardige mannen, zoo veel vriendschap toe, dat en het vertrek van den Heer Sax naar Erfurt het mijne kort daarna naar Glogau, mij daarom vooral leed deed, wijl het mij van hun van mijne collegen Tosquinet, Sallion, Bourgogne, Daenzer nog eenige andere, met welke veel omgang had, scheidde. Bovendien had ik eenige kennissen onder de steedelingen gemaakt, den Medicinal-Rath Kraus, bij wien ik ééne week gebilleteert was. Doctor Pouss, den Heer Soiaux zijne zuster, bij welke ik een maand mijn quartier had eindelijk den Heer Reig zijne Familie, zijn vrouw namentlijk 8c vijf Dogters, Henriette, Mathilde, Luise, Auguste, Emilien, alle nog kinderen, Henriette uitgezondert, welke bijna 17 jaren oud een zeer lief meisje was. Altijd zal ik aan deeze men- schen met vreugde dankbaarheid gedenken, want ik ben hun, daar zij met mij nen toestand bekend waren, menig troostrijk woord aangenaam uur verschul digd dat ik in hun gezelschap gesleten heb. Liegnitz is een nette regulier geboude Stad, maar elendig bestraat, zodat men aldaar lang moet geweest zijn, om zich eenigsints aan een springende gang te gewennen, die men zich eigen maken moet om niet altijd met gekwetste voeten te lopen. De stad heeft een groote Marktplaats (in Silesien noemt men dezelve de Ring) welke vooral schoon zijn zoude, indien zij niet door een reij huizen, aan welks eene zijde het Raadhuis, doorsneden waren. Het stadhuis zelve is schoon geboud heeft eenen toegang van beide zijden door een breede blaauwe arduin- steene trap. Aan de linkerzijde van de Ring is de straat, die naar de poort van Heijnau, aan de regter naar Goldberg voert.102 Drie grote straten, welke alle op de markt uitkomen, maken het voornaamlijk bewoonde gedeelte van Liegnitz uit: de middelgasse, de frauengasse de burgtgasse, alle lopen regt op een andere, de schlosgasse, welke met de eene zijde naarde Breslauer- &C met de andere naar de Glogauer Poort voert. Bovendien zijn er eenige middelstraten, die deeze bovenge noemde doorsnijden verbinden. Het getal der Inwoonders is omtrent 9000, maar veele hadden uit vrees voor der Franschen wapenen, de stad verlaten, waaronder bijna alle fatsoendelijke lieden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 169