200
DAGBOEK
hart heeft, zal zich overtuigen dat de dag mijner wederkomst een feestdag voor het
ouderlijk kinderlijk hart was.
En dus eindige ik de beschrijving der lotgevallen, die mij in het laatste jaar getrof
fen hebben, met den wensch, dat dit Jaar het merkwaardigste mijnes Levens zal
geweest zijn, de bemerking dat men niet altijd, ook dan, wanneer een onvoor
zien ongeluk treft, den moed verliezen nadien niets meer van de goede zijde
beschouwen moet, daar ik bij het einde mijner reize bekenne,1"' dat dezelve mij
voor een gedeelte zeer voordelig geweest is. Aan ellende heb ik mij leren gewen
nen, veele landen heb ik gezien, talen, die ik niet of slegt sprak, leren spreken &c
in mijn vak groote dingen gezien veel, zeer veel geleerd, terwijl mijn karakter
daardoor zodanig gehard is, dat mij weinige ongelukken zouden kunnen treffen,
die ik niet bedaard tegengaan met standvastigheid lijden zoude.