216 DAGBOEK Napoleon minister van Justitie in de Hollandse departementen. Zie: NNBWbdl. III, 803, alsmede Van der Poel 1954 (met zijn portret en ambtelijke carrière), in het bij zonder blz. 39-40, m.b.t. zijn (afstandelijke) rol voor de Nederlandse gardes. 34 Colenbrander, Gedenkstukken, 1912 (6e dl. - 3e stuk), 1622-1623. 35 Bauwens en Van Driel 2007, 142-143; vergl. Van de Poel, 1954, 39. 36 NNBW, VII, 17. 37 In het zgn. latere afschrift staat hier: mijn Vriend de Jonge. Zie voor de integrale tekst van dit dagboek (met tekstvarianten): Bauwens en Van Driel 2007, 159 e.v. 38 Zonder op de details te kunnen ingaan, betreft het zonder enige twijfel hier Adriaan J. de Jonge en Johan Marinus van Eps die deel uitmaakten van het eerste contingent uit gezonden gardes d'honneur. Merk op dat Piet Schorer deze jongens in zijn dagboek 'onze rempla^anten noemt. Het voert hier te ver om deze uiterste merkwaardige kwestie (remplaceren bij gardes d'honneur was niet toegestaan) verder te bespreken; daarover te zijner tijd elders meer. Als argument om de uitzending van een zoon van Willem de Jonge als garde d'honneur, hoe onwaarschijnlijk ook, voorlopig toch nog open te hou den, moge dienen een voetnoot in Wijnaendts van Resandt, Geschiedenis en genealogie van het geslacht De Jonge, 1924, 115- Daarin wordt verwezen naar brieven van Willem de Jonge aan zijn zoon J.C. over deze kwestie. Deze brieven bevinden zich niet in het toegankelijke gedeelte van het familiearchief. Overigens wordt in deze goedgeïnfor- meerde familiegeschiedenis nergens expliciet gesproken over een garde d'honneur van de familie De Jonge. 39 ZA, Archief van de Prefectuur van het departement der monden van de Schelde, inv.nr. 305. Hierin bevinden zich alle keuringsbewijzen van de eerste groep gardes. 40 Vertaling: ik, ondergetekende, doctor in de medicijnen, verklaar te hebben onderzocht op verzoek van Mijnheer, de raadsman van de Prefectuur, de gedelegeerde sous-prefect Van Doorn, David Vervenne en bij hem geen enkel lichamelijk gebrek te hebben gevon den dat hem ongeschikt voor de militaire dienst zou maken, op grond waarvan ik hem deze verklaring heb gegeven. 41 ZA, Familiearchief De Jonge (aanvulling), inv.nr. 123. 42 Elting 1988, 281-297: wherever a comrade may need my help.' 43 Over uniformen: Eiting 1993. Vooral ook t.a.v. de bruine variant en de knopen: Pool en Van Hattem, 2004-2005- 44 Elting 1988, 288. 45 http://www.genealogienetz.de/ reg/SCI/orte-d.html. 46 Scorbutr. scheurbuik. 47 Het volgende berust in hoofdzaak op Elting 1988, 288-291 48 Dit valt af te leiden uit een latere brief van Bake aan De Jonge zie de epiloog na het journaal. 49 Plique Polonaise, 'Poolse haarvlecht': plica polonicahuiduitslag op het hoofd met geklit haar vol hoofdluizen, neten, met korstvorming, pus en bloed. Vergl. iuikipedia.org s.v. polish plait: 'Uncombed, greasy hair becomes irreversibly entangled, forming a matted, malodorous and encrusted or sticky moist mass. It may be caused by or accompanied with lice infestation (pediculosis) and lead to inflammation of the scalp. The Polish plait is typically a (sometimes large) head of hair, made of a hard impenetrable mass of kera tin fibers permanently cemented together with dried pus, blood, old lice egg-casings and dirt.' 50 Matthys Siegenbeek, Verhandeling over de Nederduitsche spelling, ter bevordering van een parigheid in dezelveAmsterdam 1804. 51 De Cessac: Jean-Gérard Lacuée (1752-1841), Comte de Cessac, minister van Oorlogs administratie 1810-1813- 52 Met Van Stapele is (zo goed als zeker) bedoeld: Jacob Johan van Stapele (*Tholen, 26- 10-1792). Deze Van Stapele was destijds chef de bureau op de prefectuur in Middelburg. Hij werd uiteindelijk ook zelf gedesigneerd als garde d'honneur. Na zijn terugkomst uit

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2007 | | pagina 218