34
UIT VADERLANDSLIEFDE
de gedenksteen in de Nieuwe Kerk te verwijderen, dat zou toch te ver gaan, aldus
Japikse.
Corneiis de Waard en zijn papieren monument voor de ware uitvinder van de verre
kijker'
Het feit dat het Zeeuws Genootschap zich in de negentiende eeuw vooral sterk
had gemaakt voor Sacharias Jansen werd in 1906 in de uitvoerige studie van
Corneiis de Waard, gepubliceerd met steun van ditzelfde Genootschap, toege
schreven aan het feit dat men er altijd vanuit was gegaan dat Jansen een geboren
Zeeuw was, dit in tegenstelling tot Lipperhey.91 Van hem stond immers vast dat hij
in het 'buitenlandse' Wesel was geboren. Dat was voor de Zeeuwse historieschrij
ver De la Rue reden geweest om Lipperhey niet op te nemen in zijn in 1734 gepu
bliceerde Geleerd Zeelandeen werk waarin de 'geboren Zeeuw' Jansen wel een
plaats had gekregen.92 Hoezeer ook De la Rue zich had vergist, wist De Waard
overtuigend aan te tonen. Hij had de inschrijving van Jansens eerste huwelijk in
1610 terug gevonden, waarin deze plechtig verklaarde in Den Haag te zijn gebo
ren.93 Maar De Waard, die inzage had gehad in alle documenten welke in de
negentiende eeuw over dit onderwerp waren verzameld, had nog veel spectacu
lairder zaken in de Zeeuwse archieven gevonden. Daarbij zal hij stellig geholpen
of ten minste geadviseerd zijn door zijn vader, Corneiis de Waard senior, die archi
varis was.
Zo bleek Sacharias Jansen in de jaren 1613-1619 tal van veroordelingen op zijn
naam te hebben staan wegens valsemunterij.94 Opgegroeid als hij was in een huis
naast de Zeeuwse munt, met een zwager die daar als munter werkte, had Sacharias
allicht goed kunnen zien hoe de muntslag - of beter gezegd het 'muntschroeven' -
in zijn werk ging. Dat kan ik ook, heeft hij wellicht gedacht. Maar nadat hij in
1613 betrapt was op het maken en stellig ook uitgeven - van Spaanse 'quaertil-
les', waarvoor hij een boete van 400 Carolusguldens had gekregen, was hij in 1618
uitgeweken naar het naburige Arnemuiden. Maar ook hier kwam Jansen snel in
aanraking met justitie: eerst wegens het bezorgen van een 'quetsure' aan een mede
bewoner van dit kleine stadje en later opnieuw in verband met valsemunterij. In
1619 was hij op heterdaad betrapt toen hij met zijn zwager Isack de Haene en twee
maten, de smid Daniël Lotta en een zekere Pieter Aertssen, opnieuw bezig was om
koperen Spaanse 'quarten te schroeven'. Zowel in zijn voorhuis als in zijn achter
huis stonden muntschroefpersen, terwijl een stansmachine in staat bleek om uit
een reep koper in een keer zo'n twintig blanco muntplaatjes te steken.
Valsemunterij was een vergrijp waar in principe de doodstraf op stond. Zover was
het echter niet gekomen. Mede omdat de vader van de Arnemuidense baljuw
medeplichtig bleek - uit zijn huis waren na de ontdekking van de valsemunterij
nog twee manden met nagemaakte munten gesmokkeld en naar Amsterdam ver
scheept - was de vervolging van Jansen dermate traag op gang gekomen, dat de
vogel alle kans had gehad om te ontsnappen. Uiteindelijk was de vervolging ken
nelijk geseponeerd, zodat Jansen, na enige tijd voortvluchtig te zijn geweest, vanaf
maart 1621 weer in Middelburg verblijf kon houden.
De Waard, die de gevonden documenten nagenoeg integraal publiceerde, inter
preteerde de valsemunterij vooral als een bewijs van het bijzondere technisch ver
nuft van Sacharias Jansen. Zijn rol als uitvinder van de verrekijker was hiermee