82
PIERRE BOREL
van mij geweest, maar omdat het een goddelijke plicht is aan ieder het zijne toe te
kennen, heb ik het toch hoog in mijn vaandel staan de uitvinding en de roem
terug te geven aan de echte uitvinder.
Uit de zeer voorname en deugdelijke schrijver Vittorio Siri blijkt dat Galilei de kij
ker niet heeft uitgevonden maar dat hij hem gekregen heeft van de Hollanders.
Men geloofde dat zij de echte uitvinders waren vanwege de nabijheid van Zeeland.
[21] Deze Italiaan, Vittorio, zegt het volgende over Galilei in Geschiedenis van
Mercuriusdeel 2, boek 3, op het eind:
Toen hij in Venetië was, hoorde hij dat de kijker in Holland uitgevonden was. Met hulp daarvan
werden zichtbare voorwerpenook al waren ze ver van het oog verwijderd, teruggehaald. Hij heejt
het uiterlijk van het instrument niet gezien, maar het toch zo goed met zijn verstandelijk vermo
gens onderzocht, dat hij uiteindelijk de telescoop, de zogenoemde Galileïsche kijker, heeft ontdekt.
Het stadsbestuur heeft hem hiervoor verdiend geëerd met gulle gaven.
Ik prijs zijn verstand en zijn scherpzinnigheid, maar omdat de kleinste poort die
open staat, voor een geleerd en nieuwsgierig man al voldoende is om iets te ont
dekken, lijdt het geen twijfel dat hij uit een beschrijving de vorm van de lenzen
van onze Zeelandse telescoop opgepikt heeft - het meer bekende Holland is als het
ware in de plaats van Zeeland gekomen. En omdat de mare zich verbreidde, zijn
veel mensen ditzelfde zo te weten gekomen, zoals Delia Porta, broeder Paulus
enzovoort. Maar de oorsprong van de uitvinding ligt altijd bij de vakman [22] uit
Middelburg. Bij de overigen ligt, met zijn hulp, de bijzondere roem van de ont
dekkingen, maar niet alle roem. Onze vakman was namelijk niet helemaal onwe
tend: hij heeft veel dingen waargenomen die anderen voor zichzelf geclaimd heb
ben.
Hoofdstuk 10. De Hollander Metius heeft de telescoop niet uit
gevonden en ook Cornelis Drebbel niet
De Fransen, Spanjaarden, Italianen enzovoort zijn afgewezen; nu zijn alleen de
Hollanders nog over die we moeten verjagen. Onder hen strijden Cornelis
Drebbel en Metius, Hollanders uit Alkmaar, om de uitvinding die niet door hen
is uitgevonden, want ik heb een ijzersterk bewijs dat zij een ontmoeting hebben
gehad met onze Middelburgse ambachtsman en dat zij van hem alles te weten zijn
gekomen. Want toen Drebbel en Metius het verhaal gehoord hadden over de man
uit Middelburg die de telescoop had uitgevonden en hem aan prins Maurits en aan
aartshertog Albert had gegeven, verlieten ze Alkmaar. Ze gingen naar Middelburg
om onze man te ontmoeten en uit diens mond alles te leren.
Foutief noemt Descartes in zijn Breking van het licht Metius uit Alkmaar dus als
uitvinder van de telescoop, maar hij geeft aan dat dit, zoals hij gehoord had, alge
meen zo werd aangenomen. [23]