Integratie en taalgebruik
FRANSE VLUCHTELINGEN
65
omstreken van Kortrijk in 1689. Het lijkt erop dat de Bosschaards Nederlandstalig
zijn. Du Flo zal om met de dochter te kunnen trouwen in ieder geval dat
Nederlands van haar begrepen hebben.
De familie Du Flo laat verder iets zien over de wijze waarop twee kinderen van
vluchtelingen zich aanpasten aan de nieuwe situatie.38 Pieter (*Groede, 8 oktober
1703) en Isaac du Flo ("Groede, 14 december 1705) waren zonen van de eerder
genoemde Jan du Flo en Susanne Bosschaard.39 De gehechtheid aan de Franse taal
kan de ouders ertoe hebben gebracht hun kinderen op de school te doen bij
meester Clarisse, een uit Leiden afkomstige vluchteling. Clarisse heeft zijn leer
lingen echter ook Nederlands geleerd, al was het een zogenaamde Franse school.
Zo goed als zeker werd het godsdienstonderwijs in het Frans gegeven. Dat diende
immers om de kinderen toe te rusten voor hun lidmaatschap van de Waalse
gemeente. Toch is de relatie tot de Waalse gemeente niet zodanig geweest, dat de
broers Du Flo zich beperkt hebben tot het Franstalige milieu.
Aanvankelijk werkten Pieter en Isaac in de landbouw.40 In die tijd moet het plan
zijn opgekomen om in het onderwijs te gaan. De beide broers moeten begrepen
hebben dat een keuze voor het Franse onderwijs hun carrière zou kunnen beper
ken. Dat zal de reden zijn geweest dat beiden belijdenis deden in de Nederduitse
en niet in de Waalse gemeente.41 Daarmee is de assimilatie van deze kinderen van
immigranten feitelijk voltooid. Pieter en Isaac du Flo maakten vervolgens een
indrukwekkende loopbaan in het Nederduitse onderwijs.42
Ook met betrekking tot andere schoolmeesters zijn er opvallende situaties. De
Aardenburgse schoolmeester Isaac Crince van de Franse school neemt in april 1737
ontslag voor een betrekking aan een Nederduitse school in Terneuzen.43
De snelle integratie van de protestanten die in het laatste kwart van de zeventiende
eeuw uit de streek rond Rijsel en Calais arriveerden, zoals bijvoorbeeld de De
Hullu's uit Santes (ten zuiden van Rijsel), de Hennequins (uit Herlies niet ver daar
vandaan) en de familie Porrey uit Guemps en Guines (nu bijna opgegaan in Calais)
en nog vele anderen, roept vragen op.
Hoe moeten we ons de assimilatie met betrekking tot het Nederlands voorstellen?
Zouden deze families wel uitsluitend Frans gesproken hebben? Hebben zij wellicht
enige kennis gehad van het Nederlands, toen zij hier kwamen? Waren veel inwijke
lingen in westelijk Staats-Vlaanderen mogelijk tweetalig?
Er zijn goede argumenten om deze laatste vraag bevestigend te beantwoorden. De
vluchtelingen kwamen immers uit de taalgrenszone. Bovendien lag de Frans-
Nederlandse taalgrens vroeger veel zuidelijker dan tegenwoordig. Daarnaast is het
redelijk om te veronderstellen dat er buiten de steden een overgangszone is geweest,
waarin de bewoners zowel Frans als Nederlands hebben gesproken, zij het in dialec
tische vorm.44
Hoe dan ook, in slechts een a twee generaties zijn de sporen van de moedertaal van
de hugenoten in Staats-Vlaanderen nagenoeg uitgewist. Niets wijst ondertussen op
een problematische situatie in de communicatie.