WAARDE VAN HET VERLEDEN
101
functies in dienst van de stadhouderlijke familie. Als hoogleraar aan de universiteit van
Harderwijk verzorgde hij als eerste in het Nederlands colleges over de Nederlandse taal.
(Vgl. De Bonth, in Karina van Dalen-Oskam, Ingrid Biesheuvel, Wim van Anrooij en
Jan Noordegraaf (red.), Bio- en bibliografisch lexicon van de neerlandistiek (www.dbnl.
org). Frans van Lelyveld (1740-1785) studeerde in Leiden letteren, maar volgde in 1754
zijn overleden vader op als lakenfabrikant, waardoor hij weinig tijd had voor zijn grote
liefde, de letteren. Samen met Kreet, ds. P. Paludanus en enkele anderen nam hij in 1766
het initiatief tot de oprichting van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde,
waarvan hij secretaris werd. Vgl. Honings, De ontkieming van de Maatschappij der Neder
landse Letterkunde.
4 Meinard Tydeman 1741 -1825) studeerde rechten in Deventer en Utrecht en was hoog
leraar in de geschiedenis, welsprekendheid en het Grieks te Harderwijk en Utrecht. Van
1790 tot 1795 was hij griffier van Overijsel en in werd hij 1801 bibliothecaris van de
Leidse universiteit.
5 Hendrik van Wijn (Den Haag, 1740-1831) studeerde in Leiden rechten en letteren en
was medeoprichter van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Van Wijn was
achtereenvolgens pensionaris van Brielle en Gouda, waar hij in 1787 wegens zijn patriot
tische opvattingen werd ontslagen. Na de omwenteling in 1795 werd hij rijksarchivaris
van de Bataafse Republiek. Van Wijn heeft vele historische en letterkundige publicaties
op zijn naam staan en was als archivaris een centrale figuur in het historisch onderzoek.
6 In 1760 en 1762 werden de afleveringen in twee bundels gepubliceerd onder de titel
Tael- en Dicht-kundige By-dragen.
7 jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde1766: http://www.dbnl.org/
tekst/_jaa001176601 _01 /_jaa001176601 _01 _0001 .php# 1
8 Vgl. Honings, De ontkieming van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en Geleerd
heids zetel.
9 Honings, De ontkieming van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
10 Balthazar Huydecoper (1695-1778) was de auteur van Proeve van taal- en dichtkunde;
in vrijmoedige aanmerkingen op Vondels vertaalde Herscheppingen van Ovidius uit 1730,
met een groot aantal opmerkingen naar aanleiding van het werk van Vondel, waarvan
Huydecoper een nieuwe editie vervaardigde.
11 Schöffer, Een Leids hoogleraar in politieke moeilijkheden, 12-15.
12 Lambert ten Kate (1674-1731) was de auteur van het tweedelige Aenleiding tot de ken-
nisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake uit 1723. Balthazar Huydecoper
(Amsterdam,1695-1778), taal- en letterkundige en historicus. Op de Latijnse school
kreeg hij les van de taalkundige David van Hoogstraten. Huydecoper volgde eerst het
Amsterdamse Athenaeum Illustre, daarna studeerde hij rechten in Utrecht. Enige tijd
was hij regent van het burgerweeshuis en bestuurder van de schouwburg, daarna schout
en dijkgraaf van Texel. Huydecoper schreef onder andere toneelstukken en taalkundige
werken.
13 Van Verwers Idea verscheen in 1783 nog een tweede druk, uitgegeven in Verwer 1996.
Zie ook Van der Sijs, Taal als mensenwerk, 423-424. Vgl. over Verwer: Lo van Driel,
Eene geauctoriseerde tale. Over Adriaen Verwer, koopman, jurist en taalliefhebber. In:
Voortgangjaarboek voor de Neerlandistiek, jrg. 13, 1992. Amsterdam: Stichting Neerlan
distiek VU, 121-143, en Adriaen Verwer, koopman, jurist en schrijver van de Idea. In:
Adriaen Verwer, Schets van de Nederlandse taal bezorgd door Th. J.A.M. Janssen en
J. Noordegraaf. Stichting Neerlandistiek VU Amsterdam, Münster, 1996, 7-21.
14 In zijn Lijst der meest gebruikelijke zelfitandige naamwoorden uit 1759, xxxi-xxxii en
159.
15 Van de Bilt en Noordegraaf, Adriaen Verwer.
16 Zie Van der Sijs, Taal als mensenwerk, 452-458.
17 Van der Sijs, Taal als mensenwerk, 454; voor de receptie van Kluits Lijst zie V-159.
18 Dit principe is tot diep in de twintigste eeuw een basisbeginsel geweest. Het is pas los-