114 JAARVERSLAGEN 2013 tretten die het Genootschap van de Stichting Godshuizen heeft ontvangen, kreeg een plaats in het oude stadhuis op de Markt. In de loop van het verslagjaar werden verschillende aanwinsten aan de verzameling toegevoegd. F. Vos schonk een bord en een kop en schotel afkomstig van het Mid delburgse gasthuis. Uit de collectie tekeningen van Marie Evers-Keg die drs. A.C. Meijer aan het Genootschap schonk, werden 27 tekeningen en een schetsboek aan het bruikleen in het Zeeuws Museum toegevoegd. In het najaar kon een kleine portretbuste in pleister van Adriana Beenhakker (1881-1962) worden aangekocht. Deze buste werd in 1904 door de Franse beeldhouwer Raymond Sudre tijdens zijn verblijf in Wemeldinge vervaardigd. Het pleisterkopje is ondergebracht in het Zeeuws Museum en in een van de streekdrachtenzalen tentoongesteld. Dankzij de gulle giften van een aantal genootschapsleden en de Stichting Wim de Graaf Foundation kon het achttiende-eeuwse planetarium van Johan Adriaan van de Perre, dat staat opgesteld in de hal van het Zeeuws Archief, naar het atelier van uurwerkmaker J. Stins worden overgebracht voor een hoognodige restauratie. Niet alleen zal het raderwerk weer in orde worden gebracht zodat het planetarium weer functioneert, ook de opgelopen beschadigingen aan de kast zullen hersteld worden. Het planetarium zal in het voorjaar van 2014 naar zijn oude plaats terugkeren. Volkenkundige voorwerpen De conservatoren drs. F. van der Doe en drs. E.J.M. van der Geest berichten als volgt: Met de komst van een aparte conservator naturalia is er extra aandacht voor de natuurhistorische voorwerpen. De collectie volkenkundige voorwerpen bevat ook diverse objecten die eerder in een afdeling naturalia verwacht worden dan bij de etnografica, zelfs als de volgende ruime definitie wordt gehanteerd: voorwerpen afkomstig van niet-westerse volken die een uiting van cultuur zijn en door mensen zijn gemaakt, gebruikt of vereerd. Voorbeelden in de collectie etnografica van der gelijke naturalia zijn drie zogenoemde 'Oost-Indische komkommers'. Twee daarvan zijn aangespoeld te Vlissingen in 1897 en aan het Genootschap geschonken door P. Smith. De derde is in 1921 bij Zoutelande gevonden en geschonken door J.M. Schreuder. In de doorlopende lijst van aanwinsten hebben ze nrs. 779 en 1157 gekregen. In 1982 zijn ze (kennelijk door hun benaming), met de etnografica, zijn de niet-Zeeuwse voorwerpen, afgestoten door het Zeeuws Museum en belandden ze op de zolder van het voormalige Rijksarchief in Zeeland. Na enige omzwervin gen keerden ze in 2005 terug in het Zeeuws Museum. Wat zijn het? De wetenschappelijke benaming is Luffa aegyptiaca Miller. De naamgever is Philip Miller, de Schotse botanicus en lid van onder meer de gere nommeerde Engelse Royal Society. Hij was bevriend met Job Baster die Millers beroemde werk The Gardener's Dictionary in het Nederlands vertaalde. Baster droeg zijn eigen Natuurkundige uitspanningen op aan Miller. In Millers uitgave van 1768, die volgens de classificatie van Linnaeus was opgezet, werd de soort definitief inge deeld. De naam verwijst naar Egypte waar deze in de achttiende eeuw voor het eerst werd geteeld. Het is een snelgroeiende tropische klimplant, ook wel loefahspons genoemd. Ondanks de naam is het geen dierlijk organisme zoals de zeespons, het is een komkommersoort die op land groeit. De circa 30 cm. lange oudere vruchten ontwikkelen een taai soort skelet. In droge toestand zijn ze hard, maar worden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 116