116 JAARVERSLAGEN 2013 tocht weinig nieuws op. Een twaalftal schelpensoorten werd aan de collectie toege voegd, evenals een mooie haaientand. Een andere interessante vondst is wederom een grote harde zandsteen met graafgangen van een Bokserskreeftachtige Ophi- omorpha. Een stuk van 35 x 25 cm met een achttal openingen met buisvormige gangen die onderling met elkaar in verbinding staan. Later die dag werd er nog een kleiner exemplaar gevonden, maar wel met een grotere diameter van de graafgang. In 2013 werd, na ruim anderhalfjaar inpakken, de collectie 'niet Zeeuws' fossielen materiaal van Van Nieulande overgedragen aan Naturalis. Drie vrachten met een totaal aan ongeveer 2500 dozen zijn naar Leiden verhuisd. Rest nu nog een der tigtal dozen met Zeeuws materiaal wat uitgesorteerd en geregistreerd moet worden en mogelijk ook gedigitaliseerd, waarna deze kunnen worden overgedragen aan de Genootschapscollectie. Naturalia De conservator drs. G. R. Heerebout bericht als volgt: Wegens een verblijf van een half jaar in het buitenland kon slechts in de tweede helft van 2013 aan de natuurhistorische collectie gewerkt worden. Deze periode bleek juist voldoende om alle opgezette vogels na te lopen. Alle determinaties wer den gecontroleerd en indien nodig verbeterd en alle vogels zijn in een database gezet. In totaal betreft dit 280 nummers. Opgezette vogels zijn in een museum altijd bijzonder kwetsbaar omdat ze erg vat baar zijn voor mijten, torren, motten en ander ongedierte, die zich met graagte tegoed doen aan de veren. Ruim mottenballen was destijds zo ongeveer de enige remedie. Van de vogels, beschreven in de eerste gedrukte catalogus uit 1869 en de latere aanwinsten is door de tijd heen om die reden een deel verdwenen of ver vangen. De materiële toestand van de collectie is tegenwoordig goed. Alle vogels hebben een aantal weken in de diepvries doorgebracht, waardoor alle ongedierte en hun eieren gedood zijn. De depotruimte heeft een lichte overdruk; alleen gefilterde lucht komt het depot binnen. Mede om die reden heeft er gelukkig geen herbe smetting plaats kunnen vinden. Tot 1947 bevatte de collectie naast in Zeeland (en elders in Nederland) verzamelde exemplaren ook een groot aantal opgezette vogels uit andere werelddelen, voor namelijk uit West- en Oost-Indië. De toenmalige opvatting was dat het Genoot schap zich vooral moest richten op Zeeuwse voorwerpen, of, voor de vogels, op Nederlandse vogels. Dat resulteerde erin dat er in 1947 een ruiling plaats vond met het Zoölogisch Museum te Amsterdam, waarbij de exotische vogels (ongeveer 80 stuks) en een tweetal apen geruild werden voor inheemse vogels. Helaas is van het merendeel van deze vogels geen bijzonderheden bekend. Zes vogels werden kennelijk niet ingepakt en ontsnapten dus de dans: een kuifmaina (Acridotheres cristellatus), een gevlekte crocias Crocias albonatatus), twee paradijsvogels (Paradi- sea apoda), een langsnavel-honingeter (Melilestes megarhynchus) en een blauwstaart- bijeneter (Merops pbilippinus). Zij getuigen nog van de wereldwijde interesse van het Genootschap van destijds. Het Zoölogisch Museum te Amsterdam is inmiddels gefuseerd met het Nationaal Natuurhistorisch Museum (Naturalis) te Leiden, waar een aantal van 'onze' vogels inmiddels teruggevonden is. De komende jaren zal gepoogd worden een historisch bestand op te bouwen van alle vogels die ooit in de collectie aanwezig waren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 118