Het veertiende-eeuwse grafmonument van graaf/rooms-koning Willem II en de brand van 1492 30 ROOMS-KONING WILLEM II passen ook het door Gerard Venner beschreven dertiende-eeuwse grafmonument van graaf Otto II van Gelre (t 1271) in het voormalige klooster Grafenthal (afb. 10), het grafmonument van Mélisande de Hierges te Namèche bij Namen (circa 1235) en het dubbelgrafmonument in de Sint-Pieterskerk te Leuven van Mathilde van Boulogne (f 1211) en Maria van Brabant (f 1260).95 In het nieuwe koor zal het graf van Floris de Voogd verder onaangeroerd zijn geble ven tot ver in de zestiende eeuw, waarbij het door de beschutte opstelling in de nis de grote brand in het koor van de abdijkerk in 1492 heeft doorstaan. Lijkt het dus uiterst waarschijnlijk dat men met het in 1817 gevonden grafmonu ment en skelet te maken heeft met het graf en het stoffelijk overschot van Floris de Voogd, dan rest wel de vraag wat er na 1282 met het gebeente van graaf/rooms- koning Willem II is gebeurd. Op dat punt geven - tot nu toe - alleen schriftelijke bronnen enige informatie. De eerste keer na 1282 dat de laatste rustplaats van de rooms-koning in schriftelijke bronnen ter sprake komt, is in 1325. Middels een oorkonde van 8 december van dat jaar stichtte graaf Willem III een kapelanie ter nagedachtenis van de rooms- koning 'in onser Vrouwenkercke in den doester in Middelburch, daer die coning Willem vors. begraven leyt'.96 De kapelanij werd verbonden aan een altaar 'dat die abt van Middelburch daer toe zal doen maken bi onsen goidenken'.97 Twee dagen later, op 10 december 1325, vaardigde graaf Willem III een tweede oorkonde uit, waarbij hij de priester Allard Willemszoon Rape tot kapelaan van de kapelanie benoemde. Kan men uit de in het Nederlands gestelde oorkonde van 8 december slechts afleiden dat de kapelanie gesticht werd in de abdijkerk waar Willem II was begraven, in de oorkonde in het Latijn van 10 december is de tekst zo geformuleerd dat het de bedoeling lijkt dat het altaar een plaats zou krijgen bij het graf van de koning, met andere woorden een nadere precisering ten opzichte van de oorkonde van twee dagen eerder.98 Zoals Dhanens en Cordfunke veronderstelden, kan de stichting van de kapelanie te maken hebben gehad met de overbrenging van de kist met het gebeente van de rooms-koning naar het nieuw gebouwde koor.99 Toch is er hier reden voor enige twijfel. Terwijl namelijk uit later tijd bekend is dat de kist met de stoffelijke resten van Willem II in het nieuwe koor een plaats had gekregen in een bovengrondse opstelling, was de rooms-koning volgens de twee oorkonden uit 1325 in de abdij begraven ('begraven leyt', 'est sepultus'). En dit is niet de enige bron waar van begraven sprake is. Ook Willem Procurator en Jan van Beke, zoals hiervoor al aan gegeven, schrijven dat in 1282 het stoffelijk overschot van Willem in de abdijkerk begraven werd. Het houdt dus de mogelijkheid open dat in 1325 de kapellanie nog vóór de bouw van het nieuwe koor werd gesticht. Met de nieuwbouw zal niet erg lang daarna zijn begonnen. Op bouwhistorische gronden nam Vermeer althans aan dat het oostelijk deel van het nieuwe koor nog van voor het midden van de veertiende eeuw stamt.100

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 32