Het zestiende-eeuwse wandgrafmonument voor rooms-koning Willem en koningin Elisabeth ROOMS-KONING WILLEM II 33 luidde (vertaald uit het Latijn, en met weglating van de bijzinnen over Willems koningschap en het terugvinden van zijn gebeente in West-Friesland): Voor cte zeer doorluchtige en onoverwinnelijke heer en vrouwe, heer Willem, koning der Romeinen en van Duitsland, graaf van Holland, Zeeland en Friesland, die, ten gevolge van een toevallige brand is opgehouden aanwezig te zijn in de herinnering der mensen, en voor Elisabeth, dochter van Otto I van Brunswijk en Lünenburg, koningin der Romeinen en van Duitsland, de liefhebbende echtgenoten, heeft abt Floris van Schoonhoven, voor de vorstelijke beschermers van het vaderland, opnieuw een (grafjmonument opgericht}06 Ten gevolge van een brand, zo staat er dus, is Willem uit de herinnering der mensen verdwenen. Uit deze formulering trok Dhanens de conclusie dat het grafmonu ment én het gebeente bij de brand verloren waren gegaan.107 Gezien de tekst op het epitaaf was dit inderdaad voor de hand liggend. De Clerc uten Laghen Landen schreef in het begin van de vijftiende eeuw: 'Willem wes gebeente noch boven der aerden staet in eenre kisten zuverlic'; dat bij een dergelijke open opstelling de kist met het gebeente van de rooms-koning volledig kan zijn verbrand, lijkt heel waarschijnlijk. Niettemin zijn er, zoals hierna zal blijken, weliswaar vage aanwijzin gen dat de beenderen in 1492 mogelijk toch uit de brand zijn gered. Het nieuwe monument voor Willem II en zijn echtgenote Elisabeth, dat hiervoor al enige keren ter sprake kwam, werd ongeveer een halve eeuw na de brand van 1492 opgericht. Volgens Pieter Opmeer, Opus Chronographicum (1611), had abt Floris van Schoonhoven het nieuwe 'insigne monumentum' in 1542 laten vervaardigen in opdracht van de landvoogdes Maria van Hongarije. Jan Reygersbergh (1551) noemde 1546 als jaar waarin Floris van Schoonhoven begonnen was 'te maken een seer schone ende ryckelike tombe ende sepulture in de Abdie' ter ere van de rooms-koning (zie bijlage 2). Vandaar dat ik mij waar het de datering betreft, behelp met de hiervoor al diverse keren gebruikte tijdsaanduiding 1542/46.108 Volgens de beschrijving door Jacques le Boucq bevond hef monument zich aan de rechterzijde van het koor, dat wil zeggen tegen de zuidwand ervan.109 Het zal een wandgrafmonument zijn geweest, mogelijk aangebracht in de eerste travee, gerekend vanaf de apsis, dat wil zeggen links van het grafmonument van Floris de Voogd in de nis. Dat laatste doet althans de Tegenwoordige Staat (1751) vermoe den, waar staat dat het monument was opgericht, daar waar rooms-koning Wil lem, zijn broer Floris de Voogd en overgrootmoeder Ada van Schotland begraven lagen, namelijk 'zoo sommigen meenen, ter plaatse, daar thans de Konsistorie der Koorkerk is'. Er wordt hier gedoeld op de in 1602 gebouwde consistoriekamer, die de apsis en een klein deel van de aansluitende eerste travee omvatte. Een foto van direct na de afbraak ervan tijdens de restauratieperiode 1904-1909 laat nog duidelijk zien waar de muur van de consistoriekamer op de zuidelijke wand van de Koorkerk had aangesloten (afb. 12 en 13).110 Aan dezelfde zijde, 'au mime renge'

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 35