ROOMS-KONING WILLEM II 35 als het monument voor Willem II en Elisabeth, had volgens Le Boucq abt Floris van Schoonhoven ook een gedenkteken laten aanbrengen voor Ada van Schotland, de vrouw van graaf Floris III, die in 1208 in de abdijkerk was begraven. Het stelde de gravin voor in geknielde houding, vergezeld van een epitaaf met opschrift (zie bijlage 4) en enkele wapenschilden, die echter niet waren beschilderd. Wat opvalt is dat volgens de Tegenwoordige Staat in de achttiende eeuw het vermoe den bestond dat ter plaatse van de consistoriekamer rooms-koning Willem, Floris de Voogd en Ada van Schotland begraven lagen. Deze mededeling staat niet op zich zelf, maar sluit aan op wat Van Gouthoeven in zijn D'oude chronijcke 1620) schreef, namelijk dat abt Floris van Schoonhoven het nieuwe grafmonument voor Willem II en zijn vrouw had opgericht 'over' het graf van de rooms-koning."1 In dit ver band verdient bovendien een besluit de aandacht van Wet en Raad van Middelburg van 13 december 1603 (zie bijlage 5). Nadat volgens deze resolutie het stadsbestuur zich had afgevraagd 'of men niet behoorde, 't ligchaam van wijlen Coninck Willem, Grave van Zeeland, in den jare 1256 alhier tot Middelburg begraven int Choor van de Abdijkerke onder 'tportaal, met eene (h)eerlijke sepulture te vercieren' - het monument uit 1542/46 was bij de brand in 1568 grotendeels verwoest - besloot men ter ere van de rooms-koning een nieuw grafmonument op te richten. Dat nieuwe monument zou worden aangebracht 'ter plaatse voorz.', dus in of bij het portaal. Het besluit van 1603 werd nooit uitgevoerd, maar dat maakt de tekst van de resolutie niet minder interessant. Duidelijk is dat men er in Middelburg in 1603 van uitging dat zich op dat moment 'onder 't portaal' het gebeente van de rooms- koning bevond. Dat men doelde op het kleine portaal bij de consistoriekamer, is iets waarschijnlijker dan dat het zou gaan om het grote portaal aan de kant van het Koorkerkhof, waaronder zich in de achttiende eeuw overigens wel een ruime graf kelder bevond (afb. 14). Toen namelijk het plan uit 1603 vooralsnog onuitgevoerd bleef, werd het in 1625 nieuw leven ingeblazen en besloot het stadsbestuur dat er in verband met het maken van een 'sepulture' voor Willem II gesproken moest worden met ridder Pieter Coerten (zie bijlage 5).112 Jacob Verheije van Citters wees er in 1817 op dat de familie Coerten een graf in de Koorkerk bezat, precies in de hoek bij het portaal van de consistoriekamer (graf nr. 1 op afb. 3 en 14). De reden dat men met Coerten wilde spreken, zou dan kunnen zijn geweest dat plaatsing van een nieuw monument voor Willem II in die hoek mogelijk aanpassingen aan de grafkelder van de familie Coerten noodzakelijk zou maken. Blijkt uit dit geheel van informatie uit de zeventiende en achttiende eeuw dat men in die tijd het vermoeden had dat het stoffelijk overschot van de rooms-koning zich onder "t portaal' bevond - waarschijnlijk het portaal van de consistoriekamer - dan geeft dat vanzelfsprekend geen antwoord op de vraag of het gebeente van Willem II daar ook wérkelijk te vinden was. Mocht het stoffelijk overschot zich daar inder daad hebben bevonden, dan zou dat betekenen dat het in 1492 uit de brand was gered en vervolgens in de kerk zou zijn begraven, voorlopig zonder bijbehorend grafmonument."3 Geheel uitsluiten mag men dat echter niet, en in dat verband is het mogelijk niet zonder betekenis dat het in 1542/46 opgerichte monument in die tijd zelf als een grafmonument werd gezien. Op het epitaaf werd het weliswaar met de ruime term 'memoria' aangeduid, een woord dat werd gebruikt om zowel een grafmonument als een gedenkteken of een reliekschrijn van een heilige aan te duiden, maar Le Boucq noemde het monument in zijn beschrijving een 'sepulture',

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 37