Besluit 40 ROOMS-KONING WILLEM II Waarschijnlijk is op zeker moment na 1574 de nis met het grafmonument van Floris de Voogd dichtgemetseld, uiterlijk in 1602.126 Toen de zerk in 1817 werd gevonden, bleek dat deze zwaar en moedwillig beschadigd was, vooral aan de zijde van de kerk. Er moet dus vanuit de kerk op het monument zijn ingehakt. Dit kan zijn gebeurd in verband met het dichtmetselen van de nis. Vermoedelijk heeft de tombe aan de voorzijde enigszins buiten de nis uitgestoken en heeft men in 1 03 het front van het monument en de voorste rand van de zerk weggeslagen, juist om de nis te kunnen dichtmetselen. Waarschijnlijk werden de brokstukken in de nis gedeponeerd, mogelijk samen met ander puin, alvorens de nis werd afgesloten. In de periode 1574-1603 zullen ook de resten van het monument voor rooms- koning Willem en koningin Elisabeth zijn opgeruimd. Bevond het monument zich, zoals hierboven verondersteld, in de eerste travee naast de apsis, dan is de kans groot dat dit in of kort voor 1602 is gebeurd. De resterende brokstukken van het monument kunnen in de weg hebben gestaan bij de bouw van de consistoriekamer, die niet alleen de apsis, maar ook een klein deel van die eerste travee in beslag nam (afb 12, 3 en 14). Het wegbreken van de resten van het oude monument kan de reden zijn geweest dat het stadsbestuur in 1603 plannen maakte om een nieuwe 'sepulture' voor Willem II op te richten bij "t portaal' waaronder zich, zoals men meende, het gebeente van Willem zou bevinden (zie bijlage 5). Zoals gezegd zijn er goede redenen om aan te nemen dat met het genoemde portaal het portaal tus sen de kerk en de kort voor 1603 gebouwde consistoriekamer werd bedoeld. Het nieuwe monument zou dan waarschijnlijk, net als het oude, tegen de zuidwand van de eerste travee worden aangebracht. Het plan uit 1603 bleef echter onuitgevoerd, ook nadat het in 1625 even opnieuw tot leven was gewekt. Gedurende de afgelopen twee eeuwen is er het nodige gediscussieerd en geschreven rond de vraag wie de man was wiens grafmonument en wiens skelet in 1817 in de nis in de Middelburgse Koorkerk werden gevonden. In de beginperiode, de jaren 1817-1821 werd de meningsvorming sterk bepaald door enerzijds een flinke mate van subjectiviteit en anderzijds het ontbreken van informatie die pas vele jaren later ter beschikking zou komen. De erg gezochte argumenten waarmee Lambrechtsen - na enige aarzeling gesteund door Verheije van Citters - het standpunt van Van Wijn en diens adviseurs probeerden te weerleggen dat het wapen van Holland en het ontbreken van tekenen van koninklijke waardigheid bij het beeld van de rid derfiguur op de zerk pleitten voor Floris de Voogd en niet voor rooms-konmg Wil lem, verrieden een onweerstaanbare behoefte bij Lambrechtsen om het graf koste wat'kost aan Willem II toe te wijzen. Wél leek diens argument vrij serieus dat men in 1258 de pas gestorven Floris de Voogd nooit in een bovengrondse tombe zou hebben begraven vanwege het gevaar voor stank in de kerk. Dat echter in werkelijk heid het gebeente van Floris in eerste instantie in het oude koor van de kerk moet zijn begraven en pas in de veertiende eeuw tijdens de bouw van het nieuwe koor in de nis werd bijgezet, was in 1817 nog onbekend. Eerst dankzij het bouwhistorisch onderzoek tijdens de restauratie in de jaren 1940-1950 werd dat duidelijk. Een andere conclusie van Lambrechtsen, namelijk dat de zerk met het dertiende-eeuws

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 42