60
ROOMS-KONING WILLEM II
vermelden, dien het uitvoerend bestuur in de maand September van 1866 heeft vervuld
jegens het stoffelijk overschot van graaf Willem II, roomsch koning, dat bij de ontdek
king van diens praalgraf in de koorkerk alhier ten jaren 1817 tijdelijk naar het museum
was overgebracht. Het bestuur maakte toen gebruik van de gelegenheid om die doods
beenderen, in een eikenhouten kist geborgen, in de nieuwe kerk bij te zetten, alwaar ze
onder den vloer vóór de deur, uitkomende op het muntplein, zoo dicht mogelijk bij den
gedenksteen, ter herinnering aan den dood van dien vorst in den muur geplaatst, zijn
begraven met bijvoeging van een daartoe betrekkelijk op perkament gedrukte verkla
ring.'
55 Nagtglas, Catalogus9, nr. 38; De Man, Frederiks, Catalogus, 104; Zeeuws Archief,
archief KZGW, inv.nr. 154.
56 Frederiks, Geschiedenis; Unger, idem, 4.
57 Frederiks, idem; Unger, idem, 3.
58 Frederiks, idem; Unger, idem, 4; Van Holthe tot Echten, Een moeizame geschiedenis,
2. Aan de samenstellers van het deel Zeeland van Monumenten in Nederland is de discus
sie voorbij gegaan; zij baseerden zich zonder meer op Don, Kunstreisboek Zeeland, 109:
Stenvert e.a., Monumenten, 159.
59 Frederiks, idem; Unger, idem, 4.
60 Ottenheim, De ronde, 196-197.
61 Unger, idem, 4; Van Holthe tot Echten, Een moeizame geschiedenis, 4-5.
62 Unger, idem, 5; Unger, De monumenten, 65-66; Van Holthe tot Echten, idem, 2-3, 5;
Heyning, Oude glorie, 218-219. Aan de bijzetting op 6 december 1928 in de Koor
kerk van het gebeente van, zoals men schreef, 'graaf Willem II van Holland en Zeeland,
roomsch koning' een plechtigheid die zeer sober was gehouden - en de voorbereiding
van die bijzetting werd enige aandacht besteed in de Middelburgsche Courant van 3, 6 en
7 december, de Vlissingsche Courant en de Nieuwe Zeeuwsche Courant van 4 december en
de Goesscbe Courant en De Zeeuw van 5 december 1928. In de dagen voorafgaand aan
de bijzetting was met veel moeite de nieuwe deksteen in de nis aangebracht. Omdat het
stenen gevaarte door geen van de kerkdeuren kon, werd de buitenmuur ter hoogte van
de nis opengebroken en werd de deksteen vanaf de straat in de nis geplaatst.
63 Jaarverslag 1928/1929, in: ArchiefZGW1929, II-III.
64 Van der Kloot Meyburg, Abdijkerken, 32; Sinke, Verwoesting, 231, 235; Van Holthe tot
Echten, Een moeizame geschiedenis, 5.
65 Dijkstra, Stamboom, 124-125.
66 Middelburgsche Courant, 24-2-1904, 2; idem 27-4-1914, 5; Archief ZGW 1919, XIV;
idem, 1929, II-III; Overvoorde e.a., Voorlopige lijst, 140-141; Unger, Geschiedenis, 4
noot 1; Unger, De monumenten, 65-66; De Lusanet de la Sablonière, De voormalige
abdij, 13; Provinciale Zeeuwse Courant, 10-10-1952, 7; idem, 7-1-1956, 6; idem, 1960-
7-15, 14; Zeeuwsch Dagblad, 17-1-1956, 5; idem, 15-6-1960; Van Wallenburg, Het graf;
Chavannes-Mazel, Zeeuwse kerken, 108; Van Wallenburg, Willem II; Don, Kunstreisboek
Zeeland, 109.
67 Frederiks, Geschiedenis; Unger, Geschiedenis, 3-4.
68 Dhanens, Graf.
69 Dijkstra, Stamboom, 121-134.
70 De Bruin, Het graf; De Bruin, Het verguisde beeld; De Bruin, Ten derde male; Sijnke,
Willem of Floris?; Zuidervaart, Raadsels. Twijfel blijkt ook uit de artikelen van Van
Aalst, Raadsels (1992), Vogel-Wessels Boer, Jacob Verheije van Citters, 126 en noot 73
aldaar (1994), Van Holthe tot Echten, Een moeizame geschiedenis, 7 (circa 2000), Van
Holthe tot Echten, Herinnering, 4 (circa 2000), en Polderman, Raadselachtig gravengraf
(2001). Bruch, Het geraamte, 41 (1995), Burgers, Eer, 10 (1998) en Blokker, Neder
land (2008) neigden ertoe zich door Dijkstra te laten overtuigen, terwijl Katie Heyning,
Structura magnificentius, 92 (2006) meer geloof hechtte aan het betoog van Elisabeth
Dhanens.