62
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
ROOMS-KONING WILLEM II
gekit tot Middelburch in den clooster, daert grave Florijs, siin soen, brochte uut Vries
land; en idem 126: 'Ende als die uutvert eerlic gedaen was, voer die grave mit siins vader
gebeente van daen [namelijk uit Utrecht] ende brachtet in den doester tot Middelburch,
daert noch beslegen leit boven der aerde in eenre kisten.' Zie voor de datering van deze
kroniek, Carasso-Kok, Repertorium, 222.
Dhanens, Graf, 80-81; Dhanens leidde uit het woord 'beslegen' af dat de kist mogelijk
met verguld koper of met zilver beslagen was. Dat is op zich best mogelijk, maar in het
Middelnederlands kan het werkwoord 'beslaen' eenvoudigweg betekenen 'een lijk bijzet
ten'.
Idem, 86, 95-98.
Zie noot 101. Cordfunke, Willem II, 53, koos een geheel andere route. Hij nam aan dat
de kist met het gebeente van Willem II in de veertiende eeuw direct na de uitbreiding
van het koor geplaatst was in de nis waar in 1817 het skelet werd gevonden. Deze nis zou
dan al ten behoeve van het graf van de rooms-koning in het bouwplan voor het nieuwe
koor zijn opgenomen. In de directe nabijheid daarvan zou volgens Cordfunke tevens een
gedenkteken een plaats hebben gekregen - vermoedelijk in de vorm van een wandbord
- alsook het in 1325 door graaf Willem III gestichte altaar.
Reygersbergh, Cronijcke, caput 51. Volgens de stadsrekeningen zorgde het Middelburgse
stadsbestuur voor blusmateriaal 'toen de brand in tklooster was' en betaalde het aan 52
gezellen 'die in den brand geweest zijn' 10 groten de man, Kesteloo, Stadsrekeningen
Middelburg, dl. 2, 93.
Dhanens, Graf, 64-65, 129, bijlage I (zie hierna bijlage 4).
Idem, 86. Cordfunke, Willem II, 43, schreef daarentegen, uiteraard uitgaande van zijn
interpretatie van de resultaten van het recente skeletonderzoek: 'Opmerkelijk is dat de
kist met het gebeente van Willem II toen gespaard bleef.'
Reygersbergh, Cronijcke, caput 29; Opmeer, Opus, 381; Dhanens, Graf, 87; Heyning,
Structura magnificentius, 96-97.
Dhanens, Graf, 99, bijlage 1, 129-130.
Tegenwoordige Staat, Zeeland, dl. 1, 167; Zie voor de bouw van de consistorie, Keste
loo, Stadsrekeningen Middelburg, dl. 5, 1600-1625, 80, 'Over het maken ende tim
meren van een consistorie in de Choorkercke, betaald aan Remeeus Anthoniss. en Gillis
Constant Lb 66:7:6 (1602)'; volgens de kaart, afbeelding 3, is de consistorie in 1603
gebouwd; Dhanens, idem, afbeelding 24; Dekker, Abdij, 76 (afbeelding).
Van Gouthoeven, D'Oude chronijcke, 313: 'Ende in den jare 1542 so heeft heer Floris
van Schoonhoven, abt van Middelborgh, door last van de coninghinne Maria, gouver
nante van de Nederlanden, over de grafstede van desen Coninck (oft Keyser) Willem,
een betamelijcke verheven Tombe doen stichten ende oprichten.'
ZB KZGW hs.nr. 3392; Van Holthe tot Echten, Herinnering, 9-12.
Cordfunke, Willem II, 41-43, 53-54, die er op basis van zijn eigen interpretatie van de
resultaten van het skeletonderzoek van uitging dat het gevonden gebeente hoogstwaar
schijnlijk dat van Willem II was, nam aan dat de kist met het gebeente zich al sedert
de veertiende eeuw in een open opstelling in de nis bevond en daar de grote brand van
1492 had doorstaan. Deze zienswijze leidt tot de merkwaardige figuur dat zich vanaf
1542/46 tegen de zuidwand van de abdijkerk naast elkaar twee aan Willem II gewijde
monumenten zouden hebben bevonden: de kist met Willems gebeente in de nis en een
groot nieuw monument links daarnaast. Bovendien valt de visie van Cordfunke, dat de
kist met het gebeente van Willem II - met wellicht toch enig opschrift - ook na 1492
nog steeds in een open opstelling in de nis zou hebben gestaan, moeilijk te rijmen met
de mededeling op het epitaaf van het nieuwe monument dat de rooms-koning door de
brand 'opgehouden was aanwezig te zijn in de herinnering der mensen'.
Dhanens, Graf, 129, bijlage I, en 131, bijlage III; Van Vloten, Onderzoek, 104; Guicciar-
dini, Descrittione, 207: 'Guglielmo Re de Romani conté d'Hollanda di Silanda di
gloriosa memoria la reina Isabella sua consorte, in due sepolture sono realmente