ROOMS-KONING WILLEM II
63
sepelliti.' Dat Guiccardini het over twéé grafmonumenten heeft, moet wel een vergis
sing zijn; mogelijk is hij in de war gebracht door de aanwezigheid van twee beelden op
het monument. Zie ook Dhanens, idem, 88 noot 93. Ook zeventiende-eeuwse kro
niekschrijvers maken melding van het dan al verdwenen grafmonument. Opmeer, Opus
(1611), 381, schrijft dat Floris van Schoonhoven op bevel van de landvoogdes Maria van
Hongarije een 'insigne monumentum' oprichtte. Eyndius, Chromci (1634), 246-247,
'Hoe proelio Florentius ossa patris e Frisiis translata in abbatia Middelburgensi condidit,
quibus Florentius Schoonhovius, abbas et praesul ex marmore polito egregium struxit
mausolaeum anno nempe MDXLVI.' Smallegange, Nieuwe Cronyk (1696), 423, heeft
het over een 'zeer kostelijke tombe', die 'tot eeuwiger gedachtenisse' van Willem in 1546
door Floris van Schoonhoven werd opgericht.
115 Dhanens, Graf, 89-98.
116 Dhanens, idem, 92.
117 Dhanens, idem, 65, 129.
118 Dhanens, idem, 90-92; zie ook Heyning, Materiële en immateriële cultuur, 332, 334,
336.
119 Dhanens, idem, 102-128.
120 Van Vloten, Onderzoek104-105; zie ook Rooze-Stouthamer, Hervorming229-231,
239-242.
121 Van Vloten, idem, 197. Dhanens, Graf, 88, 131-132. Ook volgens Cordfunke, Willem
II, 45, 53, zou het skelet in de nis, dat hij voor het gebeente van Willem II hield, de
Beeldenstorm ongeschonden hebben doorstaan, dankzij de afspraak dat, 'de kist met het
gebeente van Willem II' zou worden ontzien. Deze formulering is verwarringwekkend.
Volgens het verslag uit 1567 van de gebeurtenissen tijdens de Beeldenstorm betrof de
afspraak namelijk 'de sepulture van Grave Willem'; het ging hier om het grafmonument,
zodat deze woorden zeker niet kunnen worden gelezen als 'de kist met het gebeente van
Willem II'.
122 Vermeer, Abdijgebouwen, 78.
123 Van Visvliet, Het archief, 110-111; Dhanens, Graf, 133, bijlage V.
124 Dhanens, idem, 89, 132-133, bijlagen IV en V.
125 Zie voor door de stad in 1596 en 1602 gedane uitgaven voor werk aan de Koorkerk,
Kesteloo, Stadsrekeningen, dl. 4, 72, Stadsrekeningen, dl. 5, 80.
126 Heyning, De Abdijkerken, 153, 156.