Naar Middelburg
WAARDE VAN HET VERLEDEN
73
woord verdedigde hij de spelling ik brand, bij brandt vanwege hij leeften als verle
den deelwoord bekeerd, vanwege bekeerde.
Ook in deze keuzes had Kluit voorgangers. Zo stond de regel (bijvoorbeeld in
hij brandt) al in de Nederduitsche spraekkunst van Arnold Moonen uit 1706, maar
opnieuw is het de combinatie van keuzes waarin Kluit de eerste was. Kluit koos het
goede uit het werk van zijn voorgangers en toonde daarbij een goed gevoel voor de
tijdgeest: waar inmiddels het algemene taalgebruik een andere weg was gegaan, gaf
hij daaraan de voorkeur. Daardoor werden zijn keuzes gemakkelijk geaccepteerd
- hoewel er uiteraard detailkritiek van tijdgenoten kwam - en hebben volgende
generaties taalkundigen de combinaties van keuzes overgenomen die Kluit als eer
ste codificeerde. Het pragmatische werk van Kluit op het gebied van spelling en
woordgeslacht heeft dan ook nog lang doorgewerkt. De inzichten die Kluit in zijn
spellingvertogen naar voren bracht, zijn vrijwel onveranderd overgenomen door
Matthijs Siegenbeek in zijn Verhandeling over de Nederduitsche spelling (1804), de
eerste officiële spelling van het Nederlands.21 Zelfs de principes van de spelling
regeling van Matthias de Vries en Lambert te Winkel voor het Woordenboek der
Nederlandsche Taal uit 1863 zijn modern-wetenschappelijke herformuleringen van
de door Kluit ontworpen regels.
Al tijdens zijn studie was Kluit leraar geworden. In 1760 werd hij op voorspraak
van zijn leermeester Wesseling benoemd tot leraar aan de Rotterdamse Latijnse
school. Binnen een jaar vertrok hij naar de Latijnse school in Den Haag, vooral
omdat hij meende dat daar meer mogelijkheden voor archiefstudie naar bronnen
bestonden. In 1764 ging de nog geen dertig jaar oude Kluit naar de Latijnse school
in Alkmaar. Hij bleef er vijf jaar en huwde ondertussen met Judith Helena van der
Streng (1731-1799), een zuster van de hoogleraar klassieke talen L.C. Valckenaer.
Het paar kreeg twee kinderen.
Vanzelfsprekend was Alkmaar voor de getalenteerde, energieke en nog betrekkelijke
jonge Kluit niet het eindpunt van zijn loopbaan. Het was dan ook geen verrassing
dat het stadsbestuur van Middelburg hem in 1769 benoemde tot rector van de
Latijnse school en lector aan het Atheneum Illustre. Kluit aanvaardde zijn ambt
in Middelburg met een oratie in het Latijn over keizer Julianus die werd uitgege
ven door de plaatselijke drukker Pieter Gillissen. Van deze Latijnse 'inwijingsrede'
verscheen een Franse en een Nederlandse vertaling.22 Kluits Middelburgse periode
luidde een tijd van bloei in, zowel voor hemzelf als voor de beide onderwijsin
stellingen waaraan hij verbonden was. Zijn werk werd door het stadsbestuur zeer
gewaardeerd. Er werden wel pogingen gedaan hem naar elders te lokken, maar de
Middelburgse bestuurders deden alles om Kluit voor de stad te behouden. In 1776
werd hij aan de Middelburgse Illustere School met een in materieel opzicht betere
positie benoemd tot professor eloquentiae et linguae graecae, dus hoogleraar in de
welsprekendheid en de Griekse taal.
Toen Kluit in Middelburg woonde, was hij nog nauwelijks betrokken bij het
Zeeuwsch Genootschap, dat toen net van de grond kwam. Kennelijk richtte Kluit
zich meer op de geleerde genootschappen in Leiden en elders dan op de gezelschap-