Kluit en het Woordenboek WAARDE VAN HET VERLEDEN 75 einde van het zogenaamde Hollandse huis der graven van Holland in 1299. Een annotatie bij de teksten ontbrak vrijwel geheel. In plaats hiervan bood Van Mieris Nederlandse vertalingen van de meeste Latijnse en Franse documenten. Anders van opzet, maar door zijn omvang en inhoud toch te beschouwen als een aanvulling op Van Mieris' Charterboek, was het werk van Adriaan Kluit. In de Historia critica comitatus Hollandiae et Zeelandiae gaf Kluit niet minder dan 422 oorkonden en andere Hollandse en Zeeuwse documenten uit, waaronder 391 ouder dan het jaar 1300, uitgegeven en van commentaar voorzien naar wetenschappelijke maatstaven die ook nu nog bewondering afdwingen.31 Buiten maar vooral binnen de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde ont waakte in het laatste kwart van de achttiende eeuw de behoefte aan een goed alge meen omschrijvend woordenboek. De geschiedenis van het eerste particuliere en genootschappelijke streven naar een dergelijk woordenboek, naar wat uiteindelijk het Woordenboek der Nederlandsche Taal op naam van Matthias de Vries en Lambert te Winkel zou worden, is al verschillende keren te boek gesteld. In 2004 heeft Van de Bilt in een uitvoerig relaas met ruime citaten uit brieven, rapporten, plannen en nota's het achttiende-eeuwse initiatief beschreven om te komen tot zo n woorden boek, alsook de inbreng van Kluit.32 Kluit onderschreef de doelstellingen van het woordenboekproject van de Maat schappij van harte, en met de opzet van het beoogde Woordenboek bemoeide hij zich, aanvankelijk toen hij nog in Middelburg was, nadrukkelijk. Uitvoerig leverde hij commentaar op het Beredeneerd Plan (1773), waarin het doel van en de eisen voor het woordenboek werden geformuleerd. Hij nam eveneens zitting in de com missie die het Ontwerp moest opstellen, een leidraad voor degenen die zouden bijdragen aan het woordenboek. Kluit liet het echter niet bij aanmerkingen, adviezen en richtlijnen. Hij ging nog verder met een beschrijving van een woord, in dit geval met zijn Proeve van 't woord boom. Hij liet uitgebreid zien 'hoe men een algemeen omschrijvend woordenboek der Nederduitsche tale zoude behooren op te maken' (1801). Deze voorbeeldbe schrijving van boom heeft Kluit opgesteld als bijlage bij zijn commentaar op het Beredeneerd Plan uit 1773, maar deze bijlage werd, in tegenstelling tot zijn com mentaar, niet gepubliceerd.33 Kluit had dus, zo lijkt het, zijn voorbeeldlemma al rond 1773 opgesteld, maar de Maatschappij had er niet veel mee gedaan. De /wotw-besch rij ving kwam pas veel later naar buiten, en wel via Pieter Weiland. In 1799 verscheen bij de Amsterdamse uitgever Johannes Allart het eerste deel van Weilands Nederduitsch Taalkundig woor denboek. Toen Kluit dit onder ogen kreeg, bleek hem dat Weiland serieus werk maakte van een woordenboek, en daarop stuurde Kluit hem zijn boom-proeve toe. In het 'Voorberigt' bij het tweede deel van zijn Nederduitsch Taalkundig woorden boek schrijft Pieter Weiland dat hij op 18 juni 1799 een brief had ontvangen van Adriaan Kluit, waarin deze hem liet weten dat hij aangenaam verrast was door het verschijnen van het eerste deel van het woordenboek: 'Hiervan heeft de Heer Kluit mij, gelijktijdig met boven gemelden brief, iets toe-gezonden, en wel het woord

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 77