WAARDE VAN HET VERLEDEN
77
nymische zin gebruikt wordt. Tot slot volgen, van boomaarde tot boomzijde, bijna
twintig bladzijden woorden met boom als eerste lid.
Zoals uit deze summiere weergave blijkt, geeft Kluit in zijn voorbeeldlemma niet
alleen een omschrijving van de verschillende betekenismogelijkheden, maar besteedt
hij ook systematisch aandacht aan verbindingen van het trefwoord met andere lexi
cale eenheden en aan de rol die boom speelt in samengestelde en afgeleide woor
den. Met citaten laat hij zien dat het woord inderdaad in een bepaalde betekenis
of in een bepaalde combinatie voorkomt. Kluit put daarvoor uit een groot aantal
bronnen: literaire en niet-literaire, waaronder keuren en resoluties, vakliteratuur
en publicaties met een regionaal karakter. Ook verwijst hij naar de gesproken taal
en naar taalgebruik in diverse vakgebieden en in verschillende gewesten. Van elk
citaat vermeldt hij de vindplaats. De citaten laten echter niet chronologisch zien,
hoe betekenissen en combinatiemogelijkheden zich historisch hebben ontwikkeld,
zoals Kluit en het Beredeneerd Plan wel als ideaal zagen. Zij dienen louter als bewijs
plaats van een bepaalde betekenis of combinatie.
Kluit streefde ernaar om alle betekenissen en gebruiksmogelijkheden van het
beschreven woord te verzamelen, en wel uit alle beschikbare bronnen en uit het
gehele Nederlandse taalgebied. Hij beperkte zich tot het beschrijven van de ver
schillende betekenissen en woordvormen en onthield zich van een oordeel. Wel
zal hij beseft hebben, dat zijn beschrijving een normatief effect zou hebben. Wat
opgenomen en beschreven was, kon als goed Nederlands beschouwd worden. Wat
niet in zijn woordenboek te vinden was, kon maar beter niet gebruikt worden.
Om woorden te behoeden voor een onverdiend lot moest volledigheid het doel
zijn: Kluit wilde de volledige woordenschat van het Nederlands in kaart brengen,
uit heden en verleden, uit de beschaafde schrijftaal, uit de volkstaal, de vaktaal en
het dialect. Van de Bilt stelt dat Kluits woordenboek volgens deze werkwijze veel
uitgebreider zou worden dan de Franse Dictionnaire (1694), Adelungs Wörterbuch
(1775-1786) of Johnsons Dictionary (1755) en hij meent daarom dat geen van deze
woordenboeken als voorbeeld voor Kluit kan hebben gediend.36
Kluit hield zich ook bezig met het verzamelen van materiaal voor het woordenboek.
Hij excerpeerde bijvoorbeeld Lodewijk van Velthems Spieghel Historiael en Vondels
Jephta, stelde een lijst op van woorden uit werk van andere schrijvers, met Latijnse
verklaring en aanmerkingen, en hij maakte een opsomming van artikelen die tot de
inventaris van een ijzerwinkel behoorden. Ook verzamelde hij dialectwoorden op
Walcheren. Kennelijk had hij bij zijn leerlingen of bij kennissen op het platteland
buiten Middelburg een en ander genoteerd.37 In de vergadering van de Maatschap
pij der Nederlandsche Letterkunde in 1781 kwam, zoals gebruikelijk, opnieuw het
plan voor een Algemeen, Omschryvend Woordenboek der Nederlandsche Tale aan de
orde. De voorzitter deelde mee dat een 'Verzameling van woorden op Walcheren
in gebruik' van professor Kluit was ontvangen en ondertussen was gealfabetiseerd.
Kennelijk had Kluit zijn verzameling van Walcherse woorden aan de Maatschappij
gestuurd, die deze gereedgemaakt had voor gebruik in het Woordenboek. De woor
denlijst van Kluit heeft ook als zodanig gediend. Enkele voorbeelden van woorden
die op Kluits lijst voorkwamen, zijn:
Ajkandelaren: de boomsnoejers noemen dit den boom de kroon van boven afhak
ken.