Naar Leiden
78
WAARDE VAN HET VERLEDEN
Bagge is een sluitmande.
Bakje in Holl: een kopje gelijk, hij laat zijn bakje staan, een bakje thee drinken bij
't gemeen.
Beiers zijn kruisdoorns of kruisbessen.
Bochtbank: in de zoo veelste bocht in de kerk een plaats hebben.
Deze lijst gaat zo verder tot het woord zeug in de betekenis van schuurbezem. Kluit
heeft zich van meet af aan ingezet voor het woordenboek en hij zou dat tot aan het
einde blijven doen. Geregeld leverde hij aanmerkingen, uittreksels en woordenlijs
ten in. Diverse keren was hij lid van de zoveelste commissie die de Maatschappij
instelde om de voortgang van het Woordenboek te waarborgen. In de jaren zeven
tig van de achttiende eeuw richtte hij zijn inspanningen echter steeds meer op de
vaderlandse geschiedenis.
Formeel was Kluit weliswaar sinds 1776 in Middelburg professor, maar de Zeeuwse
hoofdstad had met zijn bescheiden Athenaeum Illustre en Latijnse School niet het
onderwijsinstituut voor de geleerde van naam waartoe Kluit was uitgegroeid. De
benoeming (en de salarisverhoging) was bedoeld geweest om Kluits vertrek naar
een bolwerk van Minerva te voorkomen. Het was echter duidelijk dat een benoe
ming elders niet kon uitblijven. Hoewel hij het in Middelburg goed naar zijn zin
had, vond hij het een bevrijding er weg te gaan: het rectoraat had hem erg weinig
tijd voor studie gelaten. Dit valt op te maken uit een brief die Kluit na zijn vertrek
naar Leiden schreef aan zijn vriend en studiegenoot Meinard Tydeman. Hij gaf
daarin ook een schets van zijn opvolger: het moest iemand zijn die van wanten wist,
bekwaam, kundig en beschaafd, getrouwd of met zusters, zonder zwaar huishouden
van kinders, want er waren maar liefst veertien kostdiscipelen voor wie de titularis
moest zorgen.38
In de loop van 1778 kreeg Kluit het dringende verzoek naar de Leidse universiteit
te komen als gewoon hoogleraar in de geschiedenis. Zijn leeropdracht vermeldde
uitdrukkelijk onderzoek naar de oorkonden en bronnen van het verleden van de
Verenigde Nederlanden. De leerstoel, die speciaal voor hem gecreëerd was, sloot
aan bij het historisch onderzoek dat hij in Middelburg was begonnen. Mogelijk
zijn niet alleen Kluits wetenschappelijke prestaties, vooral zijn onderzoek van
bronnen en archivalia, voor zijn Leidse benoeming doorslaggevend geweest, maar
hebben ook politieke opvattingen een rol gespeeld. In zijn herdenkingstoespraak
in de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde stelde
J.W. te Water dat Kluits aanstelling vermoedelijk met 'meer dan één oogmerk' was
geschied.39 Hoe dan ook, op 18 januari 1779 aanvaardde Kluit zijn professoraat in
Leiden, de eerste leerstoel in de vaderlandse geschiedenis aan een universiteit in de
Nederlandse Republiek.
De intreerede, getiteld Oratio dejure quo Belgae legitimo suo Principi ac Domino Phi-
lippo imperium abrogaverint, verscheen in hetzelfde jaar in Nederlandse vertaling:
Inwijingsrede over 't recht, 't welk de Nederlanders gehad hebben, om hunnen wettigen
vorst en heer Philips, koning van Spanje, aftezweren. Kluit paste in deze redevoering