WAARDE VAN HET VERLEDEN 91 en burgerlijke deugden uitmuntende Hoogleeraren de Heeren Adriaan Kluit en Johan Luzac, beide Leden dezes Genootschap? Schoon ik U wel geene nieuwstijding mededeele, die U niet voor lang bekend is, drage ik echter aan de nagedagtenis van twee zulke voortreffelijke Mannen, zoo plotseling en gelijktijdig weggerukt, te veel eerbied toe om, ook met mijne tranen, hunne assche niet te bevogtigen. Hier toe zou mij de vriendschap die ik verscheiden jaren met den schranderen en eerlijken Johan Luzac onderhield, genoopt hebben, al ware mijn hart minder getroffen bij zijn ontzettend uiteinde en bij het verlies, 't geen dit Genootschap, wat zeg ik? de Geleerde Wereld door zijnen dood lijden zal. Kom zitten wij één oogenblik bij zijne lijkbus neder, en bij die van zijnen ongeluk- kigen Ampt- en Lotgenoot, en strooijen wij daarop eenige weinige bloemen, het offer onzer eerbiedige hulde in dankbare hoogachting.64 Maar verwagt van mij geen voorbedagte Lofrede, zoowel uwen aandagt als de nage dagtenis der afgestorvenen waardig. Hiertoe zouden mij zoo wel de bekwaamheden ontbreken, als de bijzonderheden van de Caracters, aanleg en werkzaamheden der beide Mannen. En zoo ik daar toe al eenige aanleg en voorraad bezitten mogt, hoe zou ik mij verliezen in den ruimen Oceaan van waarnemingen en bijdragen, en door mijn gebrekkig voorstel het doel mijner rede missen. Aan anderen dan, die door hunne welsprekendheid tot zulk een moeilijken taak geroepen worden, en door hunne woonplaats gelegenheid hebben de noodige ophelderingen en bijdragen te verzamelen, een zoo luisterrijken taak overlatende, verkieze ik liever U.L.,65 Mijne Heeren! de vrugt van weinige Uuren aan te bieden, zoo velen mij de slommer mijner andere zorgen naauwlijks overliet en UL eene korte schets der werkzaamheden onzer helaas te vroeg verloren Medeleden mede te deelen, welke, zoo zij niet in staat mogt zijn, zoo als ik niet verwagte, iets bij te brengen om het gevoel uwer aandoeningen op te wekken, ten minsten U dit uur van het het voorregt eener gewone voorlezing verstoken, niet geheel nutteloos zal doen doorbrengen, door uwen aandagt aan de herinnering der glorieuse nagedagte nis van Adriaan Kluijt en Johan Luzac te boeijen. Zoo Gij mij ooit Uwe goedwilligheid ontzegt, om dat Gij mijne onvolkomenheid gemerkt hebt, weiger mij dezelve nu niet, nu Gij zelf bevroeden moet, hoezeer ik, die behoeve, en ligtelijk U overtuigd, zult houden, dat niets dan eerbied voor de schimmen van twee voortreffelijke Mannen mij heden meer bijzonder tot U doet redenen. De meesten Uwer hebben den werkzamen Kluit hier gekend, als eersten Bestu- rer van het Middelburgsch Gijmnasium, en sommigen hebben den eersten aanleg hunner kundigheden en opgevolgde volkomenheid aan den bekwamen Man dank te wijten. Zoo veel ligt er aan gelegen, hoedanig, de Jeugd bestuurd wordt, wanneer zij de loopbaan der Letteroefeningen intreedt, en men hunne eerzugt kan opwekken, door hen te wijzen op onderwijzers, wier smaak en verdiensten bekend zijn, en die hunnen leerlingen gaarne van het hunne mededeelen, Kluit bepaalde zijne kundigheden niet aan het onderwijs in de Latijnsche en Griek- sche Talen, maar toonde welhaast, hoezeer hem de Nederlandsche Taal ter harte ging. Met eenige vermeerderingen en ophelderingen deed hij op nieuw in 't Jaar 1759 in dank uitgaan het werk van Hoogstraten, Lijst van Zelfstandige Naamwoorden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 93