94
WAARDE VAN HET VERLEDEN
Openlijk werd hij door den aftredenden Recor Magnificus Hageman ter gelegen
heid zijner redevoering op den 8. van Sprokkelmaand 1802 verwelkomt en als aan
de letteroefeningen wedergegeven.72
Maar had deze zevenjarige rust den Geleerden Man ontroofd aan het onderwijs der
jeugd, hij had zijne uuren niet vrugteloos doorgebragt.
Met Geleerden briefwisseling te houden over allerlei voorwerpen van kennis was
zijn geliefkoosde bezigheid. Men denke aan zijnen brief aan den Heer Van Wijn
over de Handschriften van Alkemade, bijzonder over dat van Klaas Kolijn (V. Wijn.
Huiszittend Leven n. 2), aan Van Swinden over de bevolking van Amsterdam Let
terbode 1804, n. 29) en menige andere stukken, zoo geschreven als door den druk
uitgegeven.73
Maar vooral had Adriaan Kluit, gedurende dien tijd, zig bezig gehouden om een
Schets te ontwerpen eener zoogenaamde Statistiek der Vereenigde Nederlanden of
Staatkundige huishouding onzes Vaderlands, in alle takken en voorwerpen, zedert
deszelfs aanwezen en voortdurend bestaan, waarin hij zich toelei om den waren aart
der Volksvertegenwoordiging in ons Vaderland, zoo als hij die begreep te verklaren.
Ook verscheen al spoedig het eerste deel zijner Historie der Hollandsche Staatsre-
geering tot aan het jaar 1795, met vele onuitgegeven bijlagen; naderhand door nog
4. anderen gevolgd, zijnde het 5- geheel uit bijlagen bestaande, door den Schrijver,
in zijn 71jaar vervaardigd.
En nog zou de onvermoeide Man zijn voortgegaan in zijnen arbeid, indien de
Dood niet op 't onverwagtst die gestaakt had.
Onder de gewigtige bijlagen van het laatst verschenen 5e deel zijner Hollandsche
Staatsregeering behoorde het dus ver onbekend gebleven Hervormings Edikt van
Philips den Schoonen, Zoon en opvolger van Maria, van 4 Mei 1495, waarbij hij vele
Misslagen in 's Lands Regering bijzonder van de Domeinen hersteld.
Dit stuk op te helderen en aan te dringen was een zijner vurigste verlangens. Ten
dien einde had hij van zijnen Vriend Van Wijn uit Hollands Domein Kamer een
aangelegen Codex ontfangen en hij verlustigde zich daarin, nog weinige oogenblik-
ken vóór de noodlottige instorting zijner woning.
Ware de brave Man (zoo als des overledens Zoon aan mijnen Vriend Van Wijn
schreef) blijven zitten; hij ware waarschijnelijk behouden geweest, daar juist die
kamer pas te voren door de beide Echtgenooten verlaten, als in geraamte behouden
is gebleven, terwijl al het overige bijzonder 's Mans Schoone Boekverzameling en
aanzienlijke handschriften geheel en al verwoest zijn en bedorven. Nescia mens
hominum Fati Sortisque futurae. 4
Rampzalige Gebeurtenis! In één oogenblik ploft Gij eene geheele stad ter neder,
berooft haar van waardige burgers en burgeressen, en scheurt menige ouders het
dierbaar kroost van 't harte! In één oogenblik verwoest Gij den arbeid van vele
jaren; en wie zal het verlies berekenen, 't Geen Gij aan wetenschappen en Geleerd
heid voor altoos kunt hebben toegebragt?
Onberekenbaar is reeds het verlies van Kluit en van Luzac. Hoe vele schatten van
wijsheid zijn met hun begravens, hoeveel bouwstoffen van kennis met hunne
woningen verwoest.
Nu rusten zij beiden in het stof, terwijl wij op hunne grafzerk weenen.
Vergeef, Mijne Heeren! al het gebrekkige en onvolledige van mijn aanspraak. Eer
bied voor de nagedagtenis van eenen werkzamen doorgeleerden Grijsaart, een