Inleiding* 7 Toen mr. N.C. Lambrechtsen van Ritthem, president van het Zeeuwsch Genoot schap der Wetenschappen, in 1817 in Middelburg in een dichtgemetselde nis in de Koorkerk, het oostelijk gedeelte van de voormalige abdijkerk, de dekplaat aantrof van een grafmonument met daarop het beeld van een ridderfiguur en eronder een skelet, was hij ervan overtuigd het graf te hebben ontdekt van Willem II, graaf van Holland en Zeeland en rooms-koning van het Duitse Rijk. De mogelijkheid dat het bij de vondst in 1817 misschien niet om het graf van Willem II zou gaan, maar om dat van diens broer Floris de Voogd, zag Lambrechtsen wel onder ogen, maar schoof hij terzijde.' Volgens schriftelijke bronnen was het stoffelijk overschot van Willem II in 1282 bijgezet in de Middelburgse norberdjner abdij, nadat zijn zoon graaf Floris V het gebeente had weten te vinden in West-Friesland, waar de rooms-koning in 1256 in zijn strijd tegen de West-Friezen was gedood. Voordien hadden ook Floris de Voogd (t 1258), en Willems echtgenote, Elisabeth van Brunswijk (t 1266), hun laatste rustplaats in de abdij van Middelburg gevonden, evenals eerder in die eeuw Ada van Schotland (t 1208), vrouw van graaf Floris III, en haar zoon Floris (t 1210). De abdij van Middelburg was daarmee het derde klooster waar leden van het Hol landse gravenhuis werden begraven, naast de benedictijner abdij van Egmond en de benedictinessen abdij van Rijnsburg.2 In de afgelopen twee eeuwen zijn diverse publicaties aan het door Lambrechtsen ontdekte graf gewijd, zonder dat echt met zekerheid kon worden vastgesteld om wiens graf het ging. In het bijzonder drie studies hebben de afgelopen decennia een substantiële bijdrage aan de discussie geleverd, maar tegelijkertijd ook voor verwar ring gezorgd. In 1985 wijdde kunsthistorica Elisabeth Dhanens (1915-2014) een uitgebreid artikel aan een door haar ontdekte beschrijving uit 1559 van de hand van Jacques le Boucq, wapenheraut van keizer Karei V, van het omstreeks 1542/46 in de Koorkerk opgerichte grafmonument voor Willem II en diens vrouw Elisabeth.' Zij kwam daarin tot de overtuiging dat het in 1817 in de Koorkerk aangetroffen graf niet het graf van de rooms-koning was, maar dat van zijn broer Floris de Voogd. Tot een geheel andere slotsom kwam de keel-, neus- en oorarts B.K.S. Dijkstra op basis van de resultaten van het fysisch-antropologisch onderzoek aan het skelet, dat hij in 1980 had uitgevoerd.4 Zijn conclusie dat het gebeente aan Willem II zou hebben toebehoord, publiceerde hij in 1991.5 De derde publicatie, de in 2013 verschenen studie over het grafmonument van de hand van E.H.P. Cordfunke, atoom-chemicus en archeoloog, en G.J.R. Maat, patholoog-anatoom, deed verslag van een veel uitgebreidere bestudering van het gebeente dan door Dijkstra was uitgevoerd.6 Net als Dijkstra achtte ook Cordfunke, die in de betreffende publicatie de resultaten van het onderzoek in een historisch kader plaatste, het het meest waarschijnlijk dat het skelet het stoffelijk overschot was van rooms-koning Willem. Het feit dat de conclusies van Dhanens enerzijds en Dijkstra en Cordfunke/Maat anderzijds zo van elkaar verschillen en derhalve voor veel verwarring zorgen, vorm de voor mij een stimulans om het beschikbare bronnenmateriaal en alles wat er tot

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2014 | | pagina 9