Didi van Trijp
verkleurden ze tot bruin en verloren ze veel van hun oorspronkelijke vorm, terwijl
vissen op sterk water hun glans kwijtraakten. De hoge mate van bederfelijkheid
van het zeeleven vormde voor Baster, Bomme en Slabber op zichzelf geen onover
komelijke kwestie: zij konden immers in de meeste gevallen relatief eenvoudig een
vers, levend exemplaar bemachtigen. Wel moesten zij ervoor zorgen dat degenen
die niet aan de kust woonden een precies idee kregen van hun observaties en dat
zij de soorten 'stabiliseerden.68 Daarom ondersteunden zij de beschrijvingen die
ze van deze wezens maakten met illustraties, waarin verschillende teken- en schil
dertechnieken werden ingezet om de beschreven eigenschappen tot in detail over
te brengen. Met deze afbeeldingen konden ze het verderf tegengaan, al was het
maar op papier. Deze aanpak vereiste echter aandacht en nauwgezetheid, zoals
Slabber aangaf in de beschrijving van een volgens hem nieuw ontdekte zeekwal
175
Afb. 2 'Zeshoekige Beroë', plaat 7 in Martinus Slabber's Natuurkundige verlustigingen. Haarlem, 1769.
68 Secord, Coming to Attention, 430.