de zeden der Germanen heeft medegedeeld. Ook functioneerde een 'voor dien tijd
geleerde en beschaafde Priesterschap. De leer werd 'oorspronkelijk uitgedrukt door
zinnebeelden en handelingen, ontleend aan de natuur en vol beduidenis; doch na
derhand, door onkunde en bijgeloof verbasterd, en door den ijver der eerste Evan
gelieverkondigers onkenbaar gemaakt' (276-277).
Geen 'dwaze inbeelding'
De weinig robuuste fundering van het in zijn Godsdienstleer opgetrokken bouw
werk heeft de auteur zelf ongetwijfeld parten gespeeld, al was het maar door de
kritiek van een man als Janssen, die ondanks de omtrekkende bewegingen in de
correspondenties krachtig doel moet hebben getroffen. Er was in elk geval bij
Utrecht Dresselhuis geen sprake van verblinding, hij erkende volmondig de voor
lopigheid en het hypothetische van zijn opvattingen (277):
De Luyksberg
De Luyksberg (Luycksberg) bij Serooskerke was bij het tijdstip van zijn afgraving
nog 5 a 6 meter hoog, aldus De Man in 1888.28 Hij lag achter de gelijknamige
hoeve; de plaats van het voormalige bergje was nog herkenbaar als een glooiend
terrein, dat volgens De Man jaarlijks door het ploegijzer vlakker werd gemaakt. In
1897 meldde hij dat de berg bijna geheel was verdwenen; bij het omploegen van de
voet vond men nog een groen verglaasde baksteen.29
De afgraving in 1834 geschiedde uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid, hetgeen
voor deze monumenten nu ondenkbaar zou zijn; wel was dit onderzoek het begin
van een langdurige samenwerking van het Zeeuws Genootschap met het Rijksmu
seum van Oudheden.30 Het vond plaats op initiatief van de Middelburgse belasting-
330
'Al wat men van kolen en asch heeft gefabeld'
Steller dezer Verhandeling moge trouwens al de overtuiging hebben, dat er door
hem eenig nieuw licht over het onderwerp is verspreid en een geheel nieuw
standpunt ter beschouwing en beoordeeling aangewezen, hij is verre van de
dwaze inbeelding te koesteren, dat de zaak door hem is afgedaan geworden.
28 J.C. de Man, Vluchtbergen in Walcheren, waarvan in 1887 nog overblijfselen waren te vinden.
In: Archief. Mededelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1888, 427-591;
coördinaten ca. 030.600/396.750.
29 De Man, De Vluchtbergen in Schouwen, 131.
30 J.A. Trimpe Burger], Oudheidkundig bodemonderzoek. In: Encyclopedie van Zeeland dl. II.
Middelburg, 1984, 471-472.