Liberalisten en hygiënisten
Fokker, De Man en de reanimatie van het Zeeuws Genootschap (1850-1900)
van 'nauwgezette eerlijkheid en een nooit falende plichtsbetrachting; schreef De
Man.66 Hij had het net zo goed over zichzelf kunnen schrijven.
Fokker en De Man behoorden tot de (veelal) liberale medici die de Nederland
se geneeskunde wilden herschrijven. Het leidde tot hun breuk met De Harmo
nie. Deze leesclub was een van de talrijke, lokale, medische genootschappen en
leesgezelschappen die het land telde. Ze ontstonden vanaf omstreeks 1800 toen
medici vaststelden dat het effectiever was de medische wetenschap onder elkaar
te bevorderen dan in de algemene genootschappen. Bij het Zeeuws Genootschap
daalde tussen 1772 en 1829 het aandeel medici van 38% naar 16%. De vader van
De Man behoorde in 1809 nog tot de oprichters van De Harmonie.67 De leden
bespraken boeken onder het genot van thee, punch, een glas wijn en tabak.68 De
tweespalt die niettegenstaande deze gezelligheid in De Harmonie opstak, weer
spiegelt een toenemende onvrede onder een deel van de artsen binnen de Ne
derlandse medische gemeenschap. Een nadere blik op deze onvrede helpt om de
hervorming van het Zeeuws Genootschap te duiden.
Behalve aan ernstige tekortkomingen in het onderwijs stoorden de medici zich
vooral aan de ontoereikende organisatie van het geneeskundig bestuur. Na de Ba
taafse Revolutie was er voor het eerst een aanzet gegeven tot een landelijke cen
tralisatie van de gezondheidszorg. Koning Willem I trachtte een Geneeskundig
Staatsbestuur in te stellen door middel van provinciale en plaatselijke Commis
sies van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt. Deze hielden toezicht op het
medisch onderwijs, de bekwaamheid van de beroepsbeoefenaren, de naleving van
medische wetten en de medische zorg aan armen. De commissies bleven echter
tandeloze tijgers. Van oudsher bestierden de steden zelf de openbare hygiëne bin
nen hun stadsmuren. In de praktijk bleven ze dit ook in Willems koninkrijk doen.
Veel vernieuwingsdrang legden ze daarbij niet aan de dag.69
Een nationale gezondheidszorg kwam zo niet van de grond. Wie geen geld
had voor een arts was overgeleverd aan de paternalistische goedertierenheid van
de lokale kerkgemeenschappen en hun gasthuizen, berucht om de onhygiënische
toestanden, of de miserabele openbare gasthuizen van de gemeenten. Voorne-
384
66 De Man, Levensbericht Fokker, 216.
67 Over De Man sr., zie de bijdrage van Douwe Schipper aan deze bundel.
68 M.J. van Lieburg, Geneeskunde en medische professie in het genootschapswezen van Neder
land in de eerste helft van de negentiende eeuw, De negentiende eeuw, nr. 7, 1983, 123-145; zie
ook: Feestrede Fokker, 21-22.
69 E.S. Houwaart, De hygiënisten: artsen, staat volksgezondheid in Nederland 1840-1890. Gro
ningen, 1991, 27-70.