De Zeeuwse vissers moesten grotere afstanden afleggen om bij de vis te komen
en uit deze periode stamt dan ook de opkomst van de Hollandse haringvisserij. In
de tweede plaats waren de wateren in het noordelijk deel van de Noordzee min
der gevaarlijk dan die in het zuidelijk deel, waar keizer Karel de Vijfde en na 1555
zijn zoon koning Filips de Tweede, oorlogen moest uitvechten met vele vijanden.
Vissen vanuit Zeeland was vanwege de grote gevaren nauwelijks meer mogelijk.
De derde oorzaak van deze demografische transitie had te maken met de gebeur
tenissen op 6 april 1572. De stad vocht zich als eerste los van de Spaanse bezetting
onder Alva en werd daarvoor rijkelijk beloond door Willem van Oranje, die onder
andere verschillende handelsrechten verleende aan de stad, een nieuwe haven liet
bouwen en er de Zeeuwse Admiraliteit vestigde. Dit succes trok veel immigranten
aan: uit het zuiden overstroomden protestantse Vlamingen en Brabanders de stad
en uit het noorden kwamen aanhangers van de Opstand.
In 1600 was Vlissingen veranderd van een rooms-katholieke vissersstad in een
protestantse kapersstad. Er woonden in dat jaar nog twee katholieke gezinnen.41
Het was ook het begin van een lange periode van bescheiden welvaart. Er was
echter één probleem: net als in de periode van de visserij, was er nauwelijks dif
ferentiatie in de economie. Die was nu eenzijdig gericht op de kaapvaart en dus
vooral op kortetermijnwinst. Waar buurstad Middelburg ervoor zorgde dat meer
dere sectoren sterk werden, doken de Vlissingers massaal op de meest profijtelijke
sector in tijden van oorlog: de kaapvaart. Vlissingen heeft aan deze economische
activiteit wel een extreem grote hoeveelheid zeehelden overgehouden die een
plaats hebben gekregen in de vaderlandse geschiedenis. Naast Michiel de Ruyter
waren er nog een twintigtal Vlissingers die als held de geschiedenis in gegaan zijn
en die hoge rangen bij de Admiraliteit vervulden: de verschillende Evertsens, de
Bankerts, Marinus Hollaer, Pieter Ita, Joos de Moor en vele anderen.42 Het zal,
gezien de demografische transitie van Vlissingen na 1550, geen verwondering
wekken dat deze vechtersbazen voor het grootste deel afstamden van zuidelijke
en noordelijke immigranten. Dat gold voor de meeste Vlissingers: de naamlozen,
de werklieden, de ambachtslieden en degenen die op andere gebieden dan oor-
Peter van Druenen
71
41 Middelburg telde in 1616 150 katholieken, ca. 1,5% van de totale bevolking. In Vlissingen was
dat ca. 0,02%. Bronnen: J. Briels, Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572-1630: een demografi
sche en cultuurhistorische studie. Sint Niklaas, 1985, 192; A.J. Schutijser, De geschiedenis van de
rooms-katholieke parochie van Vlissingen. Zaltbommel, 1980, 62, 45; GAV, nr. 5674, Poorter-
boek 1500-1599 en nr. 5675, Poorterboek 1600-1699.
42 P. de la Rue, Geletterd Zeeland. Middelburg, 1741; Overzichtstabel in: Van Druenen, Vissers,
434-435.