religie zich aandient in de eerste vijf delen van de periodiek van het Genootschap.
Zij beslaan de jaren 1769-1776. Zijn de religieuze voorstellingen onversneden or
thodox of vinden wij juist andere wijzen van geloofsuitingen? En voor welke doel
einden werd religie ingezet? Tenslotte wordt afgerond met enkele conclusies.
Genootschapsartikel, titelplaat en gedicht
Het genootschapsreglement geeft expliciet aan dat de doelstelling bestaat uit 'den
alleenwyzen God te pryzen, het weldoen aan de naaste en het bevorderen van
kunsten en wetenschappen.3 God neemt dus een belangrijke plaats in. Maar wie
wordt met deze God bedoeld? Het is opmerkelijk dat er geen nadere definiëring
van God gegeven wordt. Het zou de God van de Bijbel kunnen zijn, maar even
goed de God zoals deïsten die voorstelden.4 Deze denkers, die niet gemakkelijk
onder één noemer te brengen zijn, beschouwden God als een entiteit die het uni
versum heeft geschapen en die zonder hulp van een heilig geschrift gekend kan
worden door de rede.5
Nu laat het Genootschap ons niet in het ongewisse: de titelplaat van de Ver
handelingen geeft reeds invulling aan dit algemene godsbegrip. De wijsheid wordt
afgebeeld als een dame met de Bijbel op schoot. Daarmee wordt gesuggereerd
dat voor het Genootschap een bijbels geïnspireerde religie uitgangspunt is. Maar
hiermee is nog niet alles gezegd. Wordt hiermee verwezen naar de godsdienst van
de strenge calvinisten of staat men een gematigder vorm van religie voor? Het feit
dat het Genootschap open stond voor leden met een lutherse of doopsgezinde
achtergrond doet vermoeden dat men een gematigd standpunt innam. En dat is
wellicht ook de reden dat men van God geen scherpomlijnde omschrijving gaf.
De predikant Jan Jacob Brahé (1726-1776) uit Vlissingen werd gevraagd een bege
leidend gedicht te schrijven.6 Brahé was een orthodox predikant, die zich geheel
kon vinden in de Walcherse artikelen, een aanscherping van de belijdenisgeschrif-
88
De rol van religie in de beginiaren van het Zeeuws Genootschap
3 Zeeuws Archief (ZA), Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (KZGW),
inv.nr. 1.
4 Zie over dit eerste artikel en de nadere preciseringen die werden vastgesteld zonder het artikel
zelf aan te passen W.W. Mijnhardt, Tot heil van 't Menschdom. Culturele genootschappen in
Nederland, 1750-1815. Amsterdam, 1988, 144. Zie ook W.W. Mijnhardt, Wetenschapsbevorde
ring onder het Ancien Régime: het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1765-1794. In
Archief, 1985, 11, 12.
5 W. Stoker, De christelijke godsdienst in de filosofie van de verlichting. Een vergelijkende studie
over de geloofsverantwoording in het denken van Locke, de deïsten, Lessing en Kant. Assen,
1980, 48-50.
6 ZA, KZGW, inv.nrs. 3, 28.