Nahuys probeerde in zijn verhandeling een steentje bij te dragen aan de verde
diging van zowel de onsterfelijkheid als de onstoffelijkheid van de ziel. De Mid
delburgse predikant had zich lange tijd zeer intensief beziggehouden met deze
materie.38 Hij liet zich inspireren door de verlichte Berlijnse joodse wijsgeer Mo-
zes Mendelssohn en diens Phaedon en door enkele anderen.39 Nahuys meende
weliswaar dat de rede alleen niet in staat is de natuur van de ziel te doorgronden,
maar geholpen door de Openbaring was dit wel mogelijk.40
Nahuys redeneerde als volgt. Dat de ziel onstoffelijk is blijkt uit het feit dat
materie alleen maar in beweging gezet kan worden door materie, maar dat dit bij
de ziel niet het geval is. Fluister iemand in het oor dat er gevaar is en hij reageert
onmiddellijk. Het feit dat slechts onstoffelijke woorden kunnen bewerkstelligen
dat iemand in beweging komt, laat zien dat de ziel onstoffelijk moet zijn. Evenzo
meent hij dat uit het vermogen tot abstractie opgemaakt kan worden dat de ziel
onstoffelijk is. Mensen kunnen zich zaken voorstellen die niet direct waarneem
baar zijn. Derhalve kan de ziel niet uit stof bestaan.
De onsterfelijkheid van de ziel beredeneerde hij als volgt. Er zijn 'beseffens der
eeuwigheid' in de ziel gelegd. onze Geest is vatbaar voor, en reikhalzend naar
een eindeloze duurzaamheid.41 Uit het feit dat het denkvermogen voor zichzelf
gedachten aan de eeuwigheid kan oproepen concludeerde hij dat de ziel onsterfe
lijk moet zijn: 'God legt geene vatbaarheden in Zyne schepselen, die Hy niet voor
nemens is te vervullen.42 Deze gedachtegang doet denken aan het Anselmiaans
Godsbewijs. De Middeleeuwse denker Anselmus van Canterbury probeerde God
als volgt te bewijzen: God is datgene, groter dan hetwelk niets gedacht kan wor
den. Wanneer dus het denkvermogen van de mens zich God kan indenken moet
God noodzakelijkerwijs ook bestaan.43 Zo redeneerde ook Nahuys: wanneer God
41 Ibidem, 543.
42 Ibidem, 543.
96
De rol van religie in de beginiaren van het Zeeuws Genootschap
Wie ziet niet dat deze twyfeling en verschilligheid op dit stuk van de Natuur der
Ziele den natuurlyken Godsdienst de bodem inslaat?37
37 Nahuys, Kort vertoog, 520.
38 In 1785 leest Jacob van 's Gravenzande nog een brief voor van Nahuys die dateert 1773. Nahuys
en 's Gravenzande hadden een briefwisseling over de plaats waar de onstoffelijke zich werk
zaam is. ZA, KZGW, inv.nr. 59, 71,72.
39 Nahuys, Kort vertoog, 514.
40 Ibidem, 526.
43 L.M. de Rijk, Middeleeuwse Wijsbegeerte. Traditie en vernieuwing. Assen, 1981, 149-153.