Die maakt er ook niet veel woorden aan vuil, dacht Roosdijk, Als-ie straks
ook zo snel is...
De praktijk was gevestigd in een lokaal van een vroegere lagere school. De
muren kaal en van wit in de loop der tijd vies geel geworden. Het onderste
stuk, tot ongeveer één meter twintig hoog, was bedekt met een harde laag
die het meest weghad van uitgerolde antieke snot. Halverwege het lokaal
stonden een paar oude schoolbanken.
Roosdijk bleef staan. Hij zou tóch wel zo aan de beurt zijn. Zijn rechterwang
gloeide. Zijn oor deed pijn. Af en toe kreeg hij zelfs steken in zijn oog.
De wachtruimte lag bezaaid met speelgoed. Plastic auto's, poppen, blokken
en oude schoolboekjes. Twee meisjes en een jongetje speelden in een hoek.
Het oudste meisje, spichtig, met halflang blond haar,kwam naar hem toe.
Brutaal kijkend bleef zij voor hem staan en vroeg: "Heb .jij al lang last van
anamnesia?" Ze was amper tien. Stomverbaasd keek hij terug. "Wel op tyd om
je influenza injectie geweest?", vervolgde ze toen hij niets zei.
De tandarts riep hem binnen. "Scrotum!", hoorde hij nog achter zich, toen
hij de behandelkamer inliep.
Die leek ook al niet erg intensief gebruikt te worden. De ruiten waren
ondoorzichtig gemaakt met witte verf. De muren hadden weer dezelfde mis
selijk makende geelgroene laag. Er stond amper apparatuur. Eén peertje,
hoog aan het plafond, wierp een zwak schijnsel. De oude schoolkachelzwart
en manshoog, deed het niet meer. De pijp leunde tegen de achtermuur.
Verder stonden er een oud bureau en een skelet waar de linkerarm aan ont
brak. Aan de muren waren afbeeldingen te zien van gebitten. Midden in het
vertrek stond een soort massagetafel.
"Gaat u daar maar even op liggen. Ik ben zó terug", zei Megaris.
Roosdijk ging liggen. De pijn was ondraaglijk geworden. Zijn hoofd bonsde.
Hij dacht aan een guillotine: in één klap van die pijn af. Het leek uren te
duren voor Megaris terugkwam. De oude schoolklok stond onveranderlijk op
vijf voor half drie. Megaris kwam binnen. Hij zag er verwilderd uit en stevende
recht op Roosdijk af.
"Even de broek naar beneden graag. Tot aan de knie is ver genoeg", beet hij
Roosdijk met hese stem toe.
"Ja, maar ik kom voor mijn kies", protesteerde Roosdijk nog zwak. Zijn hoofd
tolde. Het leek of hij geen kracht meer had.
"Alles heeft zijn reden", zei de tandarts en stroopte vakkundig Roosdijks
broek naar beneden. Met een viltstift tekende hij een vierkant op zijn
- 17 -