laten hun broek zakken als het zover is, en doen dan alleen de
schaamklep van hun langejan los om hun roede vrij te maken: het
levert onveranderlijk een bespottelijk gezicht op. Maar Koenraad
Insel droeg helemaal geen langejan onder zijn uniform. Hij gooide
zijn kleding af en stond daar: vanuit mijn positie (op mijn knieën)
een naakte reus, maar gaaf en kneedbaar als was in het gouden licht
van de wandluchters. En hoe anders smaakte zijn lid dan de ver
ongelijkt zurige stengel van Kaspar Schmidt, of het haast onaardse
aroma van Albacaco's delicate orgaan, waarin een wonderlijke men
geling te bespeuren was van het stof van perkamenten, donkerzoete
westenwind en een steenkoolachtig zweem van de verre sterren die
de graaf vanaf de transen van zijn palazzo door een kijker placht te
bestuderen. Om over het slakje van Zeker Wel maar te zwijgen.
Koenraad Insel - maar ik zal hierover zwijgen, want door Koenraad
ben ik uiteindelijk iemand anders geworden, al had de Nieuwe Tijd
er niets mee te maken, of juist alles.
Na Koenraads lust een stevig fundament te hebben verleend ging ik
op het bed liggen; de Prefect volgde en duwde zich bij mij binnen,
waarop hij begon te romen en te karnen op een wijze waaruit raffi
nement en scholing bleken - en juist toen achter mijn oogleden
het vermoeden van weer een nieuwe komeet verscheen, mijn nagels
zich in de deinende billen van de Prefect groeven en de convulsie
van mijn aandoeningen de zin van alles leek te zullen openbaren,
plengde Koenraad Insel woest zijn zaad en trok zich ogenblikkelijk
terug, een kolking van tegenstrijdige gevoelens achterlatend die ik
pas weer meester was, toen de deur al dichtsloeg.
De Prefect was weg! Maar naast zijn kronen lag een revolutionair
traktaat.
Had Koenraad het geschriftje vergeten of met opzet naast de kronen
gedeponeerd, om mij te bekeren tot de nieuwe, op wetenschap
pelijke leest geschoeide heilsleer? Dat zou betekenen dat hij mij
gewoon als mens zag, als min of meer gelijkwaardig wezen. Werkelijk
een Nieuwe Tijd! Nee, waarschijnlijker was dat hij mij door middel
van de stichtelijke lectuur op de verdorvenheid van mijn handel en
wandel wilde wijzen, mij mijn volstrekte inferioriteit wilde inpepe
ren; zo'n missionaire en afkeurende houding toonden veel van mijn
heren als ze hun kwakje hadden gelost. Over de samenhang van zin
genot, klinkende munt en alomvattend inzicht door geschoolde
spiertrekkingen las ik niets in Koenraads traktaat. Wel vernam ik dat
11