Op het met soldaten overladen schip
woei oerwoud mij tegemoet
als een herinnerde geur van overvloed
in een Diergaardekas.
Wij gingen aan land en baadden
weelderig onder een veroverde waterval.
Dat was me wat anders
dan met knotwilgen omzoomd weiland
of een park met slingerende paden.
Later kwamen er
nog bergen en woestijnen bij.
Nu, op een verweerde stoel
omsloten door wingerd en klimop
raak ik maar niet verzadigd van groen.
Nog even en het groeit over mij heen.
Uit: Een olifant met geheugenverlies. Wagner Se Van Santen, 2005.
00