HET HARNAS, DE BOOM
EN DE SLANC
Zoonlief en ik verkennen de oude school. In de voormalige
klaslokalen zijn ateliers van kunstenaars te vinden. Vandaag is
het open dag en dit is mijn favoriete uitje, dwalen langs onbe
kende kunst.
Zoon van acht scant de kamers vanaf de gang op etenswaren.
De kunstenaars proberen bezoekers te lokken met wijn, kaas
stengels en droge biscuitjes. Veel tijd om naar werken te kijken
heb ik niet. Als zoon is uitgegeten moeten we weer door.
Wanneer hij iets langer de tijd neemt om wat toastjes te be-
0) smeren kijk ik naar een rijtje stolpen met kleine grijze flatge-
O bouwen. Sovjetflats in miniatuur. De stolpen zijn half gevuld
met kleine witte veertjes. De flats lijken in de wolken te zwe
ven, vrij onder hun glazen koepel,
g Ik bewonder een alfabetcollectie in piepklein lood. Dat elke
letter zorgvuldig uitgekozen kan worden met een tangetje en
dat ze samen met andere letters een blokje woorden vormen.
Klaar voor de stokoude drukpers. Zoon trekt me verder. Hij
heeft lichtjes gezien aan het einde van de gang.
In een atelier vol metalen vaten staat een grote glazen bak,
waarin rode en blauwe gloeilampen schijnen. Als je voorover
buigt en in de glazen bak kijkt dan staar je diep in een onein
dig spiegeldoolhof, volgehangen met kermislampen. Zaal na
zaal na zaal.
Zoon merkt dat hij zelf niet gereflecteerd wordt en probeert te
snappen hoe de illusie werkt. Als hij nadenkt steekt hij zijn
tong diep in zijn linkerwang. Hij is acht jaar, bijna negen.
00
CM
De kunstenaar van het spiegeldoolhof maakt ook muziek
instrumenten. In een hoek van het atelier staat een zwart ge
teerde balk op poten. Meterslang, bovenop bespannen met een
stalen kabel. De kunstenaar loopt er zwijgend naartoe en haalt
een zaag over het staal. En de kabel gromt, bromt, zingt. Een
lage toon, als een cello gemaakt van een metershoge boom.
Maar dan een boom die gepantserd is met metalen platen. Een
boom met een geluidsharnas.
De toon zwelt aan, er komen meer tonen bij. Het geluid trilt in
je maag, door je lijf. Laat je zachtjes vibreren in je schoenen.
Zoon komt dicht bij me staan, hij kruipt tegen me aan en ik sla
van achteren mijn armen om hem heen. Het gigantische geluid
omarmt ons.
En ik kijk naar de enorme kabel en stel me voor met hoeveel
kracht het staal in bedwang gehouden wordt. En realiseer me
dan ineens glashelder dat dit een knutselwerk is. Kunst, abso
luut, maar ook iets dat in een aantal dinsdagmiddagen of zon
dagochtenden in elkaar is gezet. Wat als die kabel losschiet, die
stalen monsterslang van vier meter?
Dan kronkelt hij dit hele atelier door. Een zweepslag van staal.
Ik zie het voor me, heel even, in slow motion. Dwars door het
glas van de goochelkasten, de gloeilampen verbrijzeld als eier
schalen. En wij, de toeschouwers, allemaal op dezelfde hoogte
doormidden gesneden door een klapperende, vrije, dodelijke
kabel. Ik heb eens een gitarist gezien wiens snaar knapte op het
podium. Of misschien heb ik het wel van horen zeggen. De
snaar slingerde zich in een venijnige krul weg van de hals van
de gitaar en wikkelde zich om de pols van de gitarist. Hij werd
afgevoerd met een bloedende arm, een verbaasde blik op zijn
gezicht.
Ik hou mijn zoon vast. We staan hier vooraan. Mocht het mis
gaan dan zijn wij de eersten. Mijn borsthoogte, zijn hoofdje.
Hij is snel gegroeid het afgelopen jaar. Het atelier staat vol met
gehypnotiseerde toeschouwers. We zijn betoverd door de mu
ziek van kracht en gevangenschap, de kreet van het ongewisse
die ons allemaal boeit.
De hysterische moeder in mij wil nu de kamer uit. Maar de
nieuwsgierige vrouw in mij blijft staan. Zij wil het zingen ho
ren van het harnas, de boom en de slang, tot de klanken hele
maal weggestorven zijn. Zij wint het niet meer zo vaak van de
moeder, die vrouw. Ze hongert naar nieuwe ervaringen en ge-