>U Zodat je over alles in mijn ogen zult kunnen lezen Herinner je je de zee, de zwarte zonsondergang? Hoor je hoe de golven ruisen? En spelen, en zingen. Herinner je je het? En herinner je je de grote golven? Herinner je je Wat een bol van licht jij me bracht Toen ik je nog niet kende? Spreek met me, spreek veel, vaak, Zoals je dat deed voordat we elkaar ontmoetten. En houd altijd dit eeuwige vuur In je handen Bedenk dat al onze dromen, al onze wensen In vervulling zullen gaan. Het geluk is met ons, En als het lot dat een beetje in de war stuurt, Dan is dat wat het altijd doet Ik zie hoe je heldere ogen branden, Hoe je gedachte vliegt als een meteoor, En ik voel een grenzeloze vreugde, En geloof heilig en absoluut dat de grijsheid, Het armzalige proza nooit ons huis zal binnenkomen. Jij zult ons Altaar beschermen, Jij, mijn wonderbaarlijke Priesteres! Ons hele leven Zal branden op het offeraltaar van de Eeuwige En Almachtige kunst. En zeg eens - Zijn wij niet de meest gelukkige mensen op aarde? C Ik zal naar heel verre werelden vliegen, O Naar de gebieden van eeuwige schoonheid, zon en sprookjes, Van fantasie, het betoverende land, Het allermooiste op aarde. En ik zal •h Lang, heel lang naar alles kijken, Allegro Herfst. Een verlaten tuin. Half kale bomen zuchten en strooien de lanen vol bladeren. De hemel is grijs en zo triest Als alleen de ziel kan zijn. Een man loopt tussen de bloemperken en de gazons, Met een zak over zijn schouder en een hark in zijn hand. Hij loopt tussen de bloemperken waar bloemen groeiden. Maar dit is van geen belang. Herfst. De ziel is triest. En de hemel is zo grijs. Er is geen laan! Hij is bedolven onder de gele bladeren van de esdoorns. De bomen staan halfnaakt in de tuin en zuchten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2020 | | pagina 27