Ontregeld ligt de taal over de velden van de spraak, er groeit verwarring uit de grond en misverstand dat is gezaaid door iemand met een scheve mond in een bleek licht waait wind in korte ademstoten, voert richtingloos geluiden mee, schokwolken stoom, een lange kromzin die zich met lege lucht verbindt en ruisend doodbloedt in een stilte die op zichzelf wacht, totdat dit wachten de stilte bevrucht en heilzaam openbloeit een nieuw alfabet, een klankenreeks op een palet dat elke letter laat waar hij oorspronkelijk voor staat, lippen en strottenhoofd vormen weer woorden die eenduidig zijn en iedereen verstaat Een niet te stuiten stroom aan woorden verliet richtingloos je mond veel valse lucht, veel ruis alsof er zwaluwen uitvlogen opspattend water, vliegende vissen restanten aarde uit een verzengend vuur de diffuse wolk die je uitzond duidden op een onderhuidse niet langer slapende vulkaan een pijnmoment van onverwerkt verleden was als een sluimerend explosief in je geheugen aangeraakt lichtte een ogenblik op in brokstukken fragmenten die losgemaakt niemand verstond om daarna langzaam uit te doven het onzegbare bleef ongezegd wat was ontwaakt kwam nergens aan sloot zich in zwijgen op

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2020 | | pagina 39