Ontregeld ligt de taal over de velden van de spraak,
er groeit verwarring uit de grond en misverstand dat
is gezaaid door iemand met een scheve mond
in een bleek licht waait wind in korte ademstoten,
voert richtingloos geluiden mee, schokwolken stoom,
een lange kromzin die zich met lege lucht verbindt
en ruisend doodbloedt in een stilte die op zichzelf
wacht, totdat dit wachten de stilte bevrucht en heilzaam
openbloeit een nieuw alfabet, een klankenreeks
op een palet dat elke letter laat waar hij oorspronkelijk
voor staat, lippen en strottenhoofd vormen weer
woorden die eenduidig zijn en iedereen verstaat
Een niet te stuiten stroom aan woorden
verliet richtingloos je mond
veel valse lucht, veel ruis
alsof er zwaluwen uitvlogen
opspattend water, vliegende vissen
restanten aarde uit een verzengend vuur
de diffuse wolk die je uitzond
duidden op een onderhuidse
niet langer slapende vulkaan
een pijnmoment van onverwerkt verleden
was als een sluimerend explosief
in je geheugen aangeraakt
lichtte een ogenblik op in brokstukken
fragmenten die losgemaakt
niemand verstond
om daarna langzaam uit te doven
het onzegbare bleef ongezegd
wat was ontwaakt kwam nergens aan
sloot zich in zwijgen op