of buitenmenselij ks, een verontrustend effect dat de jongen teniet trachtte te doen door zijn herinnering aan haar gezicht op de voor haar gelaat hangende haren te projecteren, hetgeen niet lukte omdat hij zich dat gezicht eenvoudigweg niet herin nerde. Maar toen waren die beklemmende, oneindig schijnende seconden ineens voorbij en verscheen het gelaat van juffrouw De Raaff weer vanachter het haar, dat zij met haar handen als gordijntjes opzijschoof. Onmiddellijk was het weer volkomen vertrouwd, dat gezicht dat hij al zo vaak had gezien, zo vaak dat het niet nodig was gebleken het zich te herinneren. Juf frouw De Raaff haalde een kam uit de zak van haar peignoir en begon haar haren met lange slagen uit te kammen. Gerust gesteld voelde de jongen ineens de pijn en tinteling in zijn vin gers; hij liet zich langs de muur terugzakken, werd weer opge nomen in de veilig donkere, vochtige en glimmende sfeer van de struiken. Het lot van de bal bleef een mysterie. Pas een half jaar later vond hij hem terug, in zijn eigen tuin aan de andere kant, toen het overvloedige gebladerte was geweken voor de winter. De bal lag aan de voet van de muur. Hij was nog wit, maar het was een aangetast wit geworden, het wit van beenderen die begra ven waren geweest, of van sneeuw door de dooi gecorrumpeerd. Hij had toen al enige maanden gitaarles van juffrouw De Raaff. Het verlangen, eenmaal uitgesproken, had consternatie gewekt bij zijn ouders. Nooit tevoren had hij enige muzikale neiging vertoond, maar nu moest en zou hij gitaarles én een tweede hands gitaar, en beide waren te bekomen bij juffrouw De Raaff. Moeder er dus op af en inderdaad, voor zijn verjaardag had hij zijn eenvoudige, klassieke Spaanse gitaar te pakken, een rood bruine beginnersgitaar van het degelijke merk Hohner, ruikend naar hout en metaal, en voorheen vermoedelijk bepoteld door een leerling van juffrouw De Raaff die door dit instrument ver slagen was. Aan haar talent of lesmethoden kon het niet gele gen hebben. Hoe vaak had de jongen uit haar open raam niet haar vakkundige spel gehoord, afgewisseld met het gestuntel van de zoveelste talentloze leerling? Met nerveuze en zeer onbestemde opwinding was de jongen die eerste keer naar les getogen. Hij hoefde maar een rechthoe kige u-bocht te lopen en stond al voor de groen glimmende deur van juffrouw De Raaff. Ze ontving hem vriendelijk, maar koel en zakelijk en gaf geen enkel blijk hem te herkennen. Deze eerste domper bestemde meteen zijn verdere carrière in de kleine achterkamer, die zij als leslokaal had ingericht. Moedig, maar toch ook met tegenzin werkte de jongen zich elke week door zijn huiswerk uit Gitaar voor beginners. Zijn vor deringen waren zeer matig; ze bleven dat ook en dit had een nadelige invloed op de sfeer tijdens de lessen. Juffrouw De Raaff begon tekenen van opgelatenheid en wrangheid te verto nen als de jongen op zaterdagochtend aanbelde en zij, hoog en rijzig aan de andere kant van de met grind aangelengde beton nen drempel, de deur voor hem opendeed. En in het met rotan en geruite en van franje voorziene kleedjes ingerichte leslokaal leek alle belofte vervlogen; het werd een soort martelkamer der muziek en de ietwat uit de toon vallende, ouderwetse twee- deurskast aan de wand leek elke week groter, dreigender; hij had een afneembare frontbekroning met pinakeltjes en de deuren glansden donkerbruin. "Nee, je ziet het toch! Kijk in het boek, het is een G7, een G7!" riep Juffrouw De Raaff, toen zij eindelijk eens uit haar rol viel, omdat de jongen zelfs 'Het regent! Het regent!' ook na talloze pogingen niet op adequate wijze wist te volbrengen. Hij schoof onmiddellijk de gitaar een eindje naar voren op zijn bovenbenen, alsof de achterkant van de klankkast zijn buik brandde, en keek juffrouw De Raaff in verwarring aan. Juffrouw De Raaff kalmeerde op slag. "Wil je het écht, gitaar leren spelen?" vroeg ze zacht, en pro beerde vriendelijk en begripvol te kijken. De jongen haalde zijn schouders op. Juffrouw De Raaff nam de gitaar van hem over en zette hem voorzichtig, zodat de stemsleutels vrij bleven, en zeer schuin tegen het tafeltje met de ronde plantenbak, dat witgelakte pootjes als van een sneeuwtijger had, zag de jongen nu. Ze deed kalm de linker kastdeur open: het piepte bijna hele maal niet en hij had de hulp van juffrouw De Raaff niet nodig bij het naar binnen stappen, hoewel ze even aanstalten leek te maken hem bij een arm te vatten. Toen hij in de hoek ging zit-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2020 | | pagina 50