een drijfnatte man bij de auto staan. Ik open het portier en het enige wat ze dan kan doen is in de auto gaan zitten. Ze geeft de broodjes aan Bart en doet snel de deur dicht. Direct ruk ik hem open. "Wat onbeleefd." Ik trek de vrouw uit de auto. Verbaasd kijkt Bart naar mij. "Blijf maar zitten Bart. Wij lossen dit wel op," zeg ik tegen hem. Met wijd gesperde ogen kijkt ze me aan. Haar hand houdt ze vlak onder haar mond. Ik duw de handen naar beneden en houd ze vast. "Zou ik een lift kunnen krijgen?" vraag ik, "of heeft u liever dat ik rij." Haar ogen schieten van links naar rechts. Daarna staart ze me alleen maar aan. Ik open het achterportier en neem plaats. Bart zit nog steeds met de twee broodjes in zijn handen en kijkt naar zijn moeder. Nogmaals vraag ik of ik misschien zal rijden. De vrouw neemt plaats en legt haar handen op het stuur. Bart stopt een broodje in zijn mond en raakt met zijn vrijgekomen hand zijn moeder even aan. Zonder hem aan te kijken start ze de auto. Mijn broek plakt aan mijn benen. Met mijn handen wrijf ik een paar keer over mijn bovenbenen. Vlak voor de zijkant van mijn handen hoopt zich een beetje water op dat ik naar mijn knieën duw. Het wrijven maakt het wel warmer maar het vocht verdwijnt niet. "Kunt u me ergens in de stad afzetten?" vraag ik zo rustig mo gelijk. Bart kijkt eerst naar zijn moeder maar ze reageert niet. Hij zegt dat het wel zal lukken. Nadat hij iets tegen me gezegd heeft durft hij eindelijk van zijn broodje te eten. "Wat zit erop?" "Tonijnsalade," zegt hij. "En op dat andere broodje?" "Dat is van mijn moeder." "Dat snap ik," antwoord ik, "maar wat zit erop?" Zijn moeder pakt het broodje van zijn schoot en neemt bruusk een hap. De tonijn smaakt me niet. De man achterin tuurt door de voor ruit en lijkt niet meer geïnteresseerd in het antwoord. Ik weet niet wie hij is, maar misschien kent mama hem wel. Ze kauwt agressief op het te grote stuk dat in haar mond zit. Haar han den knijpen in het stuur. Ik leg mijn broodje op schoot. De man zit zonder gordel in het midden van de achterbank. Zijn handen heeft hij op de rugleuningen van onze stoelen ge plaatst. "Waar gaan jullie heen?" vraagt hij. Ik draai me om: "Naar oma." Direct voel ik een hand tegen mijn bovenbeen. Ik kijk naar mijn moeder en zie haar heel licht het hoofd schudden. "Wat gaan jullie daar doen?" "Gewoon, op bezoek." De lucht in de auto voelt steeds be nauwder. Misschien is het die klasgenoot van mama. Een paar dagen geleden vertelde ze dat ze iemand van haar middelbare school uit een vuilnisbak bij McDonald's had zien eten. Mama rijdt schokkerig. Ook zij lijkt geen trek meer te hebben in haar broodje. "Mag er een raampje open?" vraag ik. Normaal gesproken wil mijn moeder dat niet, omdat ze het ge luid van de wind niet kan verdragen. Nu opent ze direct mijn raam. De lucht sist naar binnen en verdrijft de geur van de man. Hij leunt iets meer naar voren. "Kun je me afzetten bij het station?" vraagt hij. Mijn moeder geeft direct gas, rijdt door oranje en slaat linksaf. Het broodje rolt van haar schoot. In mijn binnenspiegel zie ik hem half opzij vallen. Hij kijkt ver schrikt. Was ik maar niet bij de benzinepomp gestopt. Ik ging alleen maar tanken omdat Bart trek had. De tank zat nog voor de helft vol. Straks moet ik mijn moeder bellen om te zeggen dat we iets later komen. Niks aan de hand. We zijn er bijna. Gas terug meisje, gas terug. Straks is alles weer goed. In mijn oog hoek zie ik dat Bart zijn gordel losmaakt. "Wat doe je nu?" zeg ik "Maak vast." Bart kijkt me even aan en zegt dat hij alleen maar mijn brood je van de grond af wilde rapen. Bart pakt het, blaast erop en houdt het voor me. "Wil je nog?" vraagt hij. Ik schud mijn hoofd. "Doe je gordel om," zeg ik. Bart legt het broodje naast zijn sandwich en gespt zijn gordel om. Straks is

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2021 | | pagina 10