sociale oplosmiddel van de elementen die elke samenleving in
stand houden: ontzag en goedgelovigheid.
Palantes had zijn credo van het geïsoleerde individu bondiger
geformuleerd in 'Anarchisme et individualisme' (in La sensibili-
té individualiste'Individualisme is de gewaarwording van een
diepe, onherleidbare antinomie tussen het individu en de
samenleving.' Individualisme was dus per definitie pessi
mistisch.
Heel anders zag de vorig jaar overleden filosoof en conservatief
adviseur van de Britse regering Roger Scruton het pessimisme
in zijn The uses of pessimism and the danger of false hope (2010,
Het nut van pessimisme en de gevaren van valse hoop). Optimisten
en idealisten van links en rechts hebben in de wereld veel el
lende veroorzaakt, stelt hij vast. Ideologieën als communisme,
fascisme en islamisme brachten en brengen de burgerlijke
samenleving en vrijheid met hun fanatisme en irreële, onmen
selijke vergezichten in groot gevaar; redding kan alleen een
'humaan pessimisme' brengen, een cultuur van vergevingsge
zindheid en ironie. Het pessimisme van Scruton verkeert door
de kunstgreep van een gematigde dosering in zijn tegendeel en
een verstandige variant van maatschappelijk optimisme ver
schijnt: blijmoedige mensen hebben behoefte aan pessimisme
'in doses die klein genoeg zijn om te worden verteerd, maar
sterk genoeg om de dwaasheden aan te vatten die hen omge
ven en hun vreugde anders zouden vergiftigen'. In zijn inlei
ding neemt de auteur al meteen afstand van Schopenhauers
'alomvattende somberheid en van de filosofie van zelfverza
king die hij daarmee verbond. Ik ben ervan overtuigd dat Pau-
lus gelijk had toen hij verklaarde dat geloof, hoop en liefde
(agape) de deugden zijn waardoor het leven ten goede keert.'
De bezadigde en sederende woorden van een maatschappelijk
in de hoogste regionen verankerde denker versus het mach
teloos hoogmoedige, bittere vertoog van de kleine geïsoleerde
lyceumdocent en scribent aan de andere zijde van het Kanaal,
een paar generaties eerder. Toch voert de sympathie koersvast
naar de piekerende, erudiete loser Palante met zijn burgermans
lorgnet en keurige snor.
'Totale pessimisten, die de wereld van haar glimlach beroven,
en weigeren zich te laten op
monteren door wat dan ook,
zelfs door het uitzicht van
hun eigen finale ondergang,
zijn vervelende lieden - ver
velend voor anderen en voor
zichzelf,' vonniste Scruton en
je ziet zijn vage glimlach bij
het noteren van deze waar
heid als een koe. Alsof Palante
het zelf niet wist! Zijn catego
rie individualisten, aldus La
sensibilité, 'vormen een klei
ne, morose groep wier opstan
dige, afgekeerde of hopeloze
woorden contrasteren met de toekomstfanfares van optimisti
sche sociologen.' Vervolgens haalde hij zijn oudere geestver
want en landgenoot Alfred de Vigny aan: 'De sociale orde is al
tijd slecht. Van tijd tot tijd is hij draaglijk. Tussen slecht en
draaglijk is het dispuut nog geen druppel bloed waard.'
Bloed. Leven en dood. Had Georges Palante nog maar kennis
kunnen nemen van het werk van zijn latere importlandgenoot
E.M. (Emil) Cioran, wiens slapeloosheid en depressies bijna al
lesbepalend waren voor zijn karakter. Maar die, als omkerings
kunstenaar een Scruton waardig, zelfs van de ultieme zinloos
heid van onze sterfelijkheid een mythische bron van genoeg
doening wist te maken. De dood is 'de positieve uitdrukking
van de leegte, de kracht die schepselen wekt, als de wekker die
rinkelt in de alomtegenwoordige slaap', orakelt hij in het titel
essay van La tentation d'exister (1956; Bestaan als verleiding,
2001). Natuurlijk, hij liegt met dergelijke predicaten welbewust
tegen de anderen en tegen zichzelf. Maar 'deed ik dat niet, dan
zou ik terstond verdwijnen. We bestaan in zoverre onze ver
zinsels bestaan'.
Bij Palante moet zo'n antenne, als de hoorntjes van Mozes ge
richt op de mythe in de zin van het vitale, bewuste zelfbedrog
dat de hogere, bevrijde vorm is van het leugenachtige ideaal,
ontbroken hebben. Wat was zijn verdediging tegen naderende
Georges Palante (tek. auteur)