I 3 O Maar nu komt er een vrouw, En nu gaan we beminnen, Maar nu komt er een vrouw, En zie nu gaan we wenen, En dat we alles aan haar geven, Wat men in huis heeft en in zijn ziel, En dat we alles aan haar geven En dat we daarna gaan wenen Want nu komt er een vrouw, Met lippen om lief te hebben, Want nu komt er een vrouw Met een lichaam één en al schoonheid, En jurken om zich mee te tonen Op de terrassen en op de balkons, En jurken om zich mee te tonen I* Aan diegenen die gaan en komen, Want nu komt er een vrouw Ze leeft haar leven om te kussen, Want nu komt er een vrouw, UU Om daarvan te genieten en om weg te gaan. X (O En dan de zesde is blind, Zoals een vink één en al zang, En de zesde zij is blind Want het is tijd om te beminnen, De spijzen staan op tafel, En de wijn kan vloeien 's nachts, Met brandende kaarsen op de tafels Waarop fruit en bloemen staan. Dan bewegingen die versnellen, De wijn is gedronken, woorden worden gewisseld, Lippen tuiten, ogen geloken, Het vlees heeft het laatste woord. 't Is vervlogen tijd die wegvliedt En het onthoofde hoofd van Johannes Dat Salome andermaal bloedend In haar jurk meeneemt, Want de zesde zij is blind, Zoals een vink één en al zang, Want de zesde zij is blind, Zie men heeft bemind.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2021 | | pagina 19